Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Mensen die dicht in de buurt van een veehouderij wonen hebben meer luchtwegklachten, zoals hoesten en een piepende adem. De longfunctie van omwonenden in een gebied met veel koeien, kippen en varkens neemt namelijk met 2 tot 5 procent af. Ook komen er 10 procent meer longontstekingen voor in de omgeving van pluimvee. Dat bleek uit een rapportage van het RIVM na een driejarig onderzoek (lees hier meer over dat rapport). Het RIVM komt met harde conclusies, die er toe leidde dat de SP in Provinciale Staten vragen stelde aan het College van GS.

Provinciebestuur deelt conclusies RIVM
In antwoord op de SP-vragen (zie bijlage) stelllen GS dat zij geen redenen om aan de conclusies van het RIVM te twijfelen. Wel wijst het College er op dat het RIVM naast negatieve gevolgen (verminderde longfunctie en meer longinfectie aandoeningen) ook positieve gevolgen (minder astmatische aandoeningen en allergieën) aan het wonen in de nabijheid van IV-bedrijven onderkent.
Op de vraag van de Partij voor de Dieren hoe de provincie Limburg ervoor gaat zorgen dat er bij de (omgevings-)vergunningverlening aan veehouderijen rekening gehouden wordt met het RIVM/IRAS rapport en de meest recente wetenschappelijke kennis vanuit de GGD-rapportages en onderzoeken, antwoordt het college dat voor ammoniak, fijnstof en geur normen zijn gesteld waarop via vergunningverlening vooral door gemeenten getoetst wordt. Voor de ammoniakemissie gelden er volgens GS al strengere normen dan landelijk voorgeschreven.
Het kabinet spreekt in zijn reactie van een gezamenlijke aanpak van ministeries, andere overheden, de sector en overige betrokkenen. Uit dit traject zal naar verwachting van GS ook naar voren komen of er vanwege gezondheidsrisico’s aanvullende criteria of strengere normen bij de vergunningverlening zullen gaan gelden.

Op de vraag - eveneens van de Partij voor de Dieren - hoe de provincie Limburg haar ruimtelijke ordeningsbeleid, met name de Ruimtelijke Verordening, gaat aanpassen om een halt toe te roepen aan uitbreiding en nieuwe vestiging van intensieve veehouderijen (IV), antwoordt het college van GS dat haar beleid slechts zeer beperkte ruimte geeft voor nieuwvestiging van intensieve veehouderij en uitsluitend in een selectief aantal gebieden, waarbij er ook nog eens van wordt uitgegaan dat het hierbij hoofdzakelijk over hervestiging – zijnde verplaatsing naar een meer gunstige locatie - en niet om volledige nieuwvestiging zal gaan. Nieuwvestiging van intentensieve veehouderijen in de nabijheid van bewoning is daardoor volgens GS niet aan de orde. Uitbreiding van bestaande bedrijven is ook niet overal mogelijk en op de plekken waar dat wel mogelijk is, gaat dit gepaard met een vergunningenstelsel. Of het gezondheidsrapport consequenties zal hebben voor het ruimtelijke beleid kan op dit moment nog niet aangegeven worden, aldus GS.

In haar antwoord op een vraag van PvdD over geurhinder stelt GS dat in de wet geurhinder en veehouderijen standaardnormen zijn opgenomen voor de geurbelasting. Hierbij gelden voor de concentratiegebieden (geheel Noord- en Midden-Limburg) hogere (minder strenge) normen dan voor de niet-concentratiebieden.
Gemeenten hebben de bevoegdheid om een geurverordening op te stellen waarin binnen een bandbreedte afgeweken kan worden van de landelijke geurnormen uit de wet geurhinder en veehouderijen. Een aantal gemeenten in Noord- en Midden-Limburg heeft een geurverordening opgesteld. In deze geurverordeningen worden zowel hogere als lagere normen gehanteerd. De gemeente kan dus binnen de bandbreedte maatwerk toepassen, vindt GS. In het kader van het POL2014 is door Gedeputeerde Staten er niet voor gekozen om als provincie aanvullende normen te stellen aan (cumulatieve) geurhinder. De nadruk wordt meer gelegd op bedrijfsgerichte maatregelen op basis van de insteek “ieder bedrijf een lust voor zijn omgeving”. Op gemeentelijk niveau streeft GS naar een integrale benadering van nieuwe initiatieven in het voortraject en het in dialoog met de ondernemer kijken naar een duurzame ontwikkeling van het bedrijf in zijn omgeving. In het kader van de regionale uitwerking POL2014 wordt hierbij onder de noemer "Schone Stallen" gewerkt aan afspraken en eventueel nieuwe instrumenten.

Geen krimp veestapel
Op de vraag van de SP of het huidig provinciaal beleid een bijstelling nodig heeft, die ervoor zorgt dat op korte termijn de ziekmakende luchtvervuiling door veehouderijen in bepaalde gebieden, op welke wijze dan ook, substantieel vermindert, antwoordt het college eveneens bevestigend. Volgens GS richt het provinciaal beleid zich op het verminderen van emissies uit stallen enerzijds en het bieden van ontwikkelingsruimte anderzijds, bijv. via het POL2014, Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 en de PAS. Dat doet de provincie - volgens GS - via een integrale aanpak, waarbij we binnen de regionale uitwerking van het POL samen optrekken met gemeenten, LLTB en de Stichting Natuur- en Milieufederatie (Manifest evenwichtige veehouderij ontwikkeling Limburg).
Het kabinet spreekt in zijn reactie over een gezamenlijke aanpak van ministeries, andere overheden, de sector en overige betrokkenen. GS stelt: Wij zullen ons inspannen om samen met de andere betrokken partijen een beleid te voeren dat is gericht op het verder verminderen van gezondheidsrisico’s, dit binnen de strategische doelstelling “in 2025 is ieder IV bedrijf een lust voor zijn omgeving”.

De consequentie van dit antwoord van het college is dat afwijzend wordt gereageerd op de vraag of er een beleid dient te worden gevoerd waarbij systematisch gewerkt wordt aan het terugdringen van het aantal stuks vee in bepaalde gebieden van Limburg?
Volgens GS bepaalt het aantal dieren in combinatie met het gehanteerde stalsysteem de hoeveelheid luchtvervuiling door de intensieve veehouderij. Het toepassen van emissie beperkende technieken binnen het stalsysteem is daarbij volgens GS een meer effectieve methode ter verbetering van de luchtkwaliteit dan uitsluitend het bevriezen van de dierstapel. Daarom is het stimuleren van het gebruik van innovatieve milieuvriendelijke technieken voor het College van GS een van de speerpunten van het beleid voor schone stallen. "Wij zullen de verplichtingen en mogelijkheden van nieuwe wetgeving inzake het sturen op dierenaantallen in de veeteelt nauwgezet volgen en op basis daarvan ons beleid bepalen", aldus GS.

Waar doen zich gezondheidsproblemen voor als gevolg IV?
Op een vraag van de PvdA - in welke gebieden in de Provincie lopen bewoners meer risico door het grote aantal (intensieve) veehouderijbedrijven in de buurt -, antwoord GS: "Gegevens over de uitstoot van fijnstof en ammoniak in Limburg zijn bekend via www.emissieregistratie.nl. Daarnaast is er inzicht in de vergunde hoeveelheid fijnstof en ammoniak via het vergunningenbestand. In het onderzoek werd een verlaging van de longfunctie gevonden bij mensen die veel veehouderijen in de omgeving hebben. Hierbij gaven de onderzoekers aan dat er een verband is met de groep mensen die 15 of meer bedrijven binnen een kilometer afstand van de woning hebben liggen. Deze woningen zijn voornamelijk gelegen in de 6 peelgemeenten (Nederweert, Weert, Leudal, Peel en Maas, Horst aan de Maas en Venray).

Innovatie afvangen schadelijke stoffen in de lucht
De SP stelt in haar vragen aan het College van GS dat er, in samenwerking met de objectieve deskundigheid van TNO, nieuwe systemen uitgevonden worden voor het afvangen van schadelijke stoffen in de lucht.Volgens de SP gaat het om nieuwe, prijsgunstige en energiezuinige, systemen die fijnstof voor een zeer groot deel uit de lucht kunnen filteren. Het College van GS tekent daarbij aan, dat voordat nieuwe technieken op brede schaal kunnen worden toegepast, deze door het Ministerie van I&M worden opgenomen op de zogenaamde RAV-lijst met goedgekeurde stalsystemen. De provincie stimuleert ter ontwikkeling van nieuwe systemen tien projecten door middel van subsidie voor het gebruik van innovatieve, nog niet goedgekeurde, stalsystemen. Ook in de toekomst wil het college financiële middelen vrijmaken om de ontwikkeling en het gebruik van innovatieve stalsystemen te stimuleren. Daarmee sluit het college ook aan bij de constatering van de SP dat Limburg behoort tot de provincies met de meest vervuilde lucht. Dat is volgens de SP geen mooi visitekaartje. Dat betekent volgens de SP dat de provincie koploper zou moeten zijn bij het aanpakken van luchtvervuiling, waarbij veelbelovende experimentele methoden die luchtvervuiling reduceren extra aandacht zouden moeten hebben. Daar stemt GS mee in.

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel