Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

In juni 2021 stuurde het college van B&W een Raadsinformatiebrief naar de gemeenteraad van Horst aan de Maas waarin het college aangeeft hoe zij de actualiseringsplicht vergunningen IPPC-bedrijven wil aanpakken. In deze RIB (zie bijlage) worden de mogelijke scenario’s beschreven om te voldoen aan de actualisatieplicht. De RIB volgt op een overleg van de gemeente met Behoud de Parel over hoe de gemeente aan de actualisatieverplichting kan voldoen (lees hier het verslag van dat overleg). Dat overleg op zijn beurt kwam tot stand na een brief waarin Behoud de Parel stelde dat de gemeente treuzelde met het uitvoeren van haar plichten op dit punt. (lees hier het artikel over de brief van behoud de Parel aan de gemeenteraad).

In de RIB aan de gemeenteraad schrijft B&W met welke problemen de gemeente kampt om aan die actualisatieplicht binnen een redelijke termijn te voldoen. Daarbij gaat het vooral om personele problemen. In een brief van Behoud de Parel schrijft de vereniging dat de scenario's die in de RIB beschreven worden, volgens haar niet voldoen en biedt zij een alternatief scenario, waarmee volgens Behoud de Parel sneller tot resultaten gekomen kan worden en voldaan kan worden aan de actualisatieplicht van de gemeente.
 
Het college komt met drie scenario’s om de actualisatie aan te pakken:
Scenario 1: Binnen de reguliere formatie starten met een administratieve controle om vast te stellen welke bedrijven tussen nu en 2017 (wijzigings)vergunning hebben aangevraagd, c.q. waar een (wijzigings)vergunning is verleend of tussentijds zijn bezocht voor controle. Op basis daarvan kan vastgesteld worden welke bedrijven al voldoen aan de BBT-conclusies. Bedrijven die hier niet aan voldoen, worden in het kader van controle bezocht, waarover die bedrijven vooraf via een brief geïnformeerd worden. De werkzaamheden die hier vervolgens uit voortvloeien, betreffen het uitwerken van het controlebezoek, behandelen van een aanvraag om omgevingsvergunning en eventueel behandelen van zienswijzen en beroepsprocedures en eventueel een handhavingstraject. Als dit scenario zou worden toegepast gaat het minimaal vier jaar duren, voordat de gemeente voldaan heeft aan de actualisatieplicht.
Scenario 2: De hiervoor beschreven werkzaamheden worden uitgevoerd door een extern bureau. Kanttekening bij dit scenario: ook deze bureaus kampen met personele problemen, terwijl deze bureaus in de meeste gevallen niet op de hoogte zijn van de lokale situatie. De tijd die benodigd is, wordt wel gehalveerd ten opzichte van het eerste scenario, tot twee jaar. Maar de kosten voor de gemeente zullen aanmerkelijk hoger zijn.
Scenario 3: Aansluiten bij een regionale aanpak in het kader van de RUD Limburg Noord. Opmerkelijk: de RUD maakt feitelijk gebruik van de eigen medewerkers van de gemeenten en daarmee speelt dus ook hier een feitelijk tekort aan personeelscapaciteit. In dit scenario duurt het minimaal drie jaar, voordat de gemeente haar taak vervuld heeft.

In de RIB schrijft B&W dat ze uiteindelijk kiest voor scenario 3, dat overigens pas later van start kan gaan. Feitelijk wordt daarmee de verwachte tijdsspanne verlengd en naar verwachting minimaal óók vier jaar in beslag gaat nemen.
 
Gezien de lange tijdsduur waarbinnen het college aan haar verplichtingen wil gaan voldoen (en waar ze feitelijk al op 21 februari 2021 aan had moeten voldoen!) gaat het college al wel aan de slag met tien IPPC-dossiers van de meest overlastgevende bedrijven. Impliciet geeft B&W met deze voorgenomen inzet aan dat zij in het verleden – ook al had zij daartoe de wettelijke verplichting en wat Behoud de Parel betreft ook de morele verplichting ten opzichte van haar burgers (!) – verzuimd heeft om de omgeving van IPPC-bedrijven te ontlasten. Het klinkt naar de mening van Vereniging Behoud de Parel dan ook navrant dat het college haar RIB besluit met de opmerking dat zij met deze aanpak een duidelijk signaal wil afgeven dat ze haar verantwoordelijkheid wil nemen, terwijl ze die al jaren heeft laten liggen.
 
In het overleg met de gemeente heeft Behoud de Parel met de verantwoordelijke wethouder en een tweetal ambtenaren gesproken over de aanpak van de actualisatie. Daarin heeft Behoud de Parel – als reactie op de voorgenomen aanpak, zoals ook in de RIB verwoord – een alternatief scenario voorgesteld dat volgens de vereniging om meerdere redenen te verkiezen is boven de eerder beschreven scenario’s. Met het alternatieve scenario kan de actualiseringsdoelstelling veel sneller gerealiseerd worden, goedkoper én wat minstens even belangrijk is: de verantwoordelijkheid voor het op orde brengen van de bedrijfsvoering (waarin voldaan wordt aan wettelijke voorschriften) wordt neergelegd waar hij hoort, bij de bedrijven, in dit geval vrijwel allemaal Intensieve Veehouderijen.
 
Dat alternatieve scenario gaat als volgt te werk:

  • Alle IPPC bedrijven ontvangen een brief met vooraankondiging van de te nemen acties, daarbij vermeldende dat de aanpassingen zullen plaatsvinden door middel van ambtshalve aanpassingen van voorschriften van de inrichting. De bedrijven worden op basis van vertrouwen gevraagd alvast aan te geven dat ze aan de beschreven voorwaarden in de vergunning voldoen en eventuele afwijkingen zullen doorgeven, met het verzoek in alle geval binnen 2 maanden te reageren.
  • Na afloop van deze periode – die natuurlijk niet te lang moet duren – wordt op basis van de bevindingen van de ondernemers en screening van de bestaande vergun-ningen informeel ambtshalve aanpassingen voorgesteld in de bestaande vergunning. Dit kan bestaan uit stalsystemen en draagt in zich een aantal administratieve regelingen zoals een milieubeheerssysteem, vermindering van energieverbruik e.d. Definitieve ambtelijke aanpassingen zijn wettelijk mogelijk (artikel 2.30 en 2.32, eerste lid, onder b, Wabo én gevestigde jurisprudentie – zie AB RvS 4-2-2004, 200 302 964/1; MenR 2004, 45).
  • De controle op het daadwerkelijk toepassen van de voorschriften (in het kader van de BBT en de algemene plicht tot actualisatie) kan vervolgens opgepakt worden.
  • De volgstap zal zijn na kort overleg, het ter inzage leggen van de ontwerpvergunning.
  • Ingeval goed overleg over de aanpassingen heeft plaats gevonden, zal er van de ondernemer niet verwacht worden dat hij zienswijzen indient en evenmin is bij een juiste verbetering in het kader van actualisatie (criterium o.a.-“de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu”) evenmin van burgers of verenigingen.
  • Kort daarna kan dan tot de definitieve vergunning worden besloten.
  • Omdat veel van de administratieve vereisten om tegemoet te komen aan BBT, en de onder de maat presterende stalsystemen eenvoudig uit een vergunning zijn te destilleren, kan dit proces door een of enkele op te leiden junior krachten worden voorbereid, onder leiding van een ervaren kracht.

In de brief van de vereniging (zie bijlage) wordt nader uiteengezet wat de voordelen zijn van deze aanpak. Het is nu afwachten of het college van B&W - eventueel daartoe aangezet door de gemeenteraad - alsnog kiest voor deze snellere weg.

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel