Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Aan het college van B&W van de gemeente Horst aan de Maas
t.a.v. wethouder Litjens
p/a Wilhelminaplein 6
Horst

Grubbenvorst, 17-9-‘07
Betreft: onderzoek “duurzaamheid en innovatie” m.b.t. Nieuw Gemengd Bedrijf

Geacht college, geachte heer Litjens,

In de gemeenteraadsvergadering van dinsdag 4 september j.l. werd gesproken over een onderzoek, dat uitgevoerd zou worden door het onafhankelijke adviesbureau Blonk Milieu Advies. De onderzoeksvragen voor dit onderzoek zijn geformuleerd in een overleg tussen de LLTB en de Stichting Milieufederatie Limburg (SML).

U heeft de fracties in de gemeenteraad de mogelijkheid gegeven, om voor zover zij dat nodig achten, vóór 14 september suggesties in te leveren, ter aanvulling van de onderzoeksvragen van LLTB en SML.

Het initiatief tot dit onderzoek, het onderzoek zelf en de organisaties die betrokken zijn bij het formuleren van de onderzoeksvragen en de keuze voor het onderzoeksbureau roept bij actiegroep “Behoud de Parel” een aantal vragen op. Graag willen wij die vragen aan u voorleggen.

1. Voorwaarde voor vestiging van het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) is, dat er sprake moet zijn van innovatie en duurzaamheid. In het onderzoek als hierboven bedoeld wordt gekeken of er in de plannen van het NGB inderdaad sprake is van innovatie en duurzaamheid. Daarbij dringt de vraag zich bij ons op: welke norm wordt hierbij gehanteerd?

- De term “innovatie” biedt op zich geen garantie, dat vestiging van NGB in het LOG Witveldweg geen overmatige overlast gaat opleveren, noch voldoet aan andere te stellen normen (denk aan bedreiging van gezinsbedrijven in de sector, de internationale effecten, bijvoor-beeld t.o.v. ontwikkelingslanden), enzovoorts.
- Er wordt verwezen naar de drie P’s, People, Planet, Profit. Bij “People” refereert u aan werknemers en de omgeving van het bedrijf, niet aan de effecten op andere bedrijven en de daarmee gepaard gaande (verdwijnende) werkgelegenheid en de internationale effec-ten, als hiervoor bedoeld. Waarom heeft u deze groepen niet bij het vaststellen van de onderzoeksopdracht betrokken?
- De term “duurzaamheid” is – voor zover we hebben kunnen vaststellen, niet gedefinieerd. Eerlijk gezegd vinden wij het vreemd dat “intensieve veehouderij” überhaupt als “duurzaam” gedefinieerd kan worden. Worden in het onderzoek normen gehanteerd, zoals die gelden in de biologische landbouw, die wél het etiket “duurzaam” zou kunnen dragen.
- Wordt gekeken naar de sociaal-culturele, ecologische en economische doelen in hun onderling samenhang? In hoeverre wordt bijvoorbeeld aandacht besteedt aan sociale duurzaamheid? Allerlei geluiden – ook geuit door wethouder Litjens – doen de industrialisering van de landbouw en de daarmee samenhangende schaalvergroting af als een “niet te stuiten” ontwikkeling en doen het voorkomen dat het hier een autonome ontwikkeling betreft die als een soort “natuurgebeuren” over ons heen komt. In hoeverre laten de onderzoekers zich door dit soort “gevoelens van voorbestemd zijn” leiden? Of laten zij zich leiden door het idee dat de economie in dienst van de mens staat en dus de menselijke schaal bepalend dient te zijn?
- Wordt ook gekeken naar de duurzaamheid bij de verbouw van de producten die aangeleverd worden, de duurzaamheid van de leveranciers, het te gebruiken materiaal bij de bouw van het bedrijf (isolatiemateriaal, stalen beplating, de huisvesting van dieren op transportbanden in plaats van op beton of zand, enzovoorts?

2. Het onderzoek is bij voorbaat beperkt tot zogenaamde “kwantificeerbare aspecten” van de duurzaamheidprestaties en de innovaties van het NGB. Maar daarmee komen die zaken die – op dit moment – nog minder kwantificeerbaar zijn, niet aan bod. Een “cultuurmaatschappelijke effectrapportage” kan niet gerealiseerd worden, omdat vele aspecten niet kwantificeerbaar zijn. Maar wel of niet kwantificeerbaar, de omgeving merkt die effecten wel. Dreigt met u “beperkt” onderzoek niet een groot deel van die zaken die voor de burgers in Grubbenvorst en omgeving belangrijk zijn, buiten beeld te blijven?
3. Wordt het onderzoek gericht op kwantificeerbare aspecten van innovatie en duurzaamheid zoals ze hypothetisch bereikt kunnen worden óf betekenen de uitkomsten van het onderzoek een garantie, dat het vastgestelde resultaat in de praktijk ook gerealiseerd wordt? Tijdens de informatie- en discussieavond van de SP-werkgroep Land- en Tuinbouw Noord-Limburg van 6 september werd door één van de forumleden aangegeven dat hetgeen nu allemaal bedacht wordt geen garantie biedt voor de praktijk in de toekomst. Feitelijk betreft het experimenten! Naast het experimentele karakter van een en ander moeten we ook in ogenschouw nemen, dat als uitgangspunt gehanteerd word: wat op dit moment het meest haalbaar is (gezien vanuit de economische haalbaarheid!). Dat betekent niet dat de belangen van de omgeving en de inwoners van Grubbenvorst zodanig beschermd worden, dat de vestiging “geneutraliseerd” wordt. Stel dat de resultaten van het door u geïnitieerde onderzoek of de – nu nog theoretische – “beloftes” van innovatie en duurzaamheid straks in de praktijk niet gehaald worden: wordt het bedrijf dan gesloopt en de situatie op het Witveld weer terug gebracht in de oude staat? Of moeten de risico’s die de ondernemers wellicht lopen in dat geval, maar afgewenteld worden op de omgeving en de mensen in die omgeving?
4. In de opdrachtformulering “Duurzaamheid” Nieuw Gemengd Bedrijf wordt aangegeven dat er een goede scheiding gemaakt moet worden tussen milieuaspecten en duurzaamheidaspecten. Bepalen de milieuaspecten niet voor een groot deel of een bedrijf wel of niet duurzaam is. Of bedoelt u met “duur-zaam” slechts de economische component van het bedrijf?
5. Op woensdag 18 juli 2007 heeft het eerste gesprek plaats gevonden tussen de gemeente Horst aan de Maas, de LLTB en SML om te komen tot voorliggend onderzoeksvoorstel. Wat is de directe aanleiding om tot dit initiatief te komen, op dit moment? Immers, het traject van het NGB loopt al vele jaren (!) en ook de planologische, milieutechnische en bedrijfstechnische gevolgen hebben al de nodige studies gevergd. In al die tijd is het object van studie, dat nu voor-ligt, niet aan de orde geweest. Kunt u daar een verklaring voor geven? En wat is de reden dat de gemeenteraad op het laatste moment nog de gelegenheid gegeven wordt, onderzoekssuggesties te doen (weliswaar in het korte tijdsbestek van anderhalve week, waar de LLTB en de SML er ruim anderhalve maand over hebben mogen doen) en is de raad eerder niet al betrokken bij het allereerste idee, om zulk een onderzoek te initiëren?
6. Het adviesbureau Blonk Milieu Advies is – zoals de naam doet vermoeden – vooral thuis in milieukwesties. In hoeverre is dit bedrijf bekend met de “ins” en “outs” van de agrarische sector, zowel lokaal, nationaal als internationaal, en in hoeverre heeft het bedrijf (wetenschappelijke) kennis met betrekking tot het dierenwelzijn, met de verkeerstechnische aspecten die aan het NGB kleven, enzovoorts?
7. In het onderzoek, zo is voorgesteld, wordt uitgegaan van het zogenaamde “stromenschema” van het NGB. Kort gezegd: “starten aan de voorzijde met een dier en eindigend aan de achterkant met een product”. U heeft de industriële structuur dus al vast in het onderzoek ingebouwd. Is het niet die structuur, de schaalgrootte en de industrialisering die de mens vervreemd van zijn omgeving en dus nu ook al van de voedselproductie?
8. Zijn bij het onderzoek de uitgangspunten van het NGB leidend? Of zijn alge-mene principes uitgangspunt en worden die toegepast op het NGB? Een voorbeeld: het NGB hanteert een nieuwe vorm van kringloop van producten. Dat staat tegenover het oorspronkelijke begrip van een duurzame ontwikkeling. De oorspronkelijke vorm van een gemengd bedrijf is kringloopgewijs werken door gebruik te maken van zelf (of in de regio) verbouwt veevoer, waarbij de mest van het vee op eigen grond (of in de regio) wordt afgezet. Hierbij blijven aantallen dieren en mest (mineralen) in evenwicht met de oppervlakte grond. Daarbij kan men de mineralenstroom (veevoer) uit andere landen beperken.
9. Het NGB koerst op gebruik van restproducten uit de levensmiddelenindustrie . Op zich een redelijke keuze. Maar men hoeft feitelijk geen grootschalige intensieve veehouderij te gaan ontwikkelen om deze restproducten te gebruiken en mest te produceren voor de verbranding. Wordt het onderzoek ook op die manier ingericht? Door dus te kijken of er nu perse een NGB opgericht moet worden waar vooronderstelde problemen of oplossingen ook aan gepakt kunnen worden op kleinschaliger bedrijven, c.q. op een kleinschaliger niveau?
10. In hoeverre heeft u bij het formuleren van de onderzoeksopdracht gekeken naar de inbreng (visies) n.a.v. de startnotitie MER en heeft dat invloed (gehad) op de onderzoeksopdracht?

Al voordat er sprake is geweest van een onderzoek, is er een lang traject doorlopen. Allerlei instanties hebben zich met de ontwikkeling van het concept bemoeid.
Daarbij spelen met name economische motieven een rol. De aanvankelijke intenties van de reconstructie (ontlasting van natuurgebieden en dorpskernen) zijn uitgebreid.
Aanvankelijke voorstanders/voorstemmers van de Reconstructiewet realiseren zich nu, dat de wet heel anders uit pakt, dan hun bedoeling is/was. Daarbij komt dat de minister ook andere regels heeft gemaakt, die een negatief effect hebben op de uitvoering van de reconstructiewet (uitgaande van haar oorspronkelijke bedoelingen). Daarbij denken we aan het vrijgeven van de dierrechten in Nederland (opheffen compartimentering in het kader van de Meststoffenwet) én de wetgeving die het mogelijk maakt 50% dierrechten te schenken aan het NGB.

Het zou vreemd zijn, indien in het voortraject - waar wij hiervoor op wijzen – niet al getoetst zou zijn of het bedrijf voldoet aan de minimale voorschriften met betrekking tot innovatie en duurzaamheid. Daarvoor is er te veel geld gemoeid met dit initiatief. Zowel in de aanloopfase als in de uitvoeringsfase!

Eerlijk gezegd denken wij dan ook dat het onderzoek dat nu ingezet wordt, de voor-opgezette bedoeling heeft te “bewijzen” dat het NGB innovatief en duurzaam is en dat de mensen in de omgeving dus niets te “vrezen” hebben. De uitkomst van het onderzoek kunnen wij daarom nu al verklappen: het bedrijf is innovatief en duurzaam! Maar die conclusie zal niet wegnemen, dat:

* het open landschap aangetast wordt (hoe mooi het ook ingepast wordt, met bomen omgeven, enzovoorts),
* er een toename zal zijn van fijnstof (t.o.v. de nulmeting)
* er sprake zal zijn van toename van stank
* er een toename zal zijn van vervoersbewegingen (vrachtwagens én personen-auto’s t.b.v. bijvoorbeeld werknemers)
* enzovoorts.

Wellicht levert de vestiging van het NGB in het LOG Witveld op enkele onderdelen “winst” op, indien je het beoordeelt op de schaal van Nederland. Maar voor de omgeving van het bedrijf kan dit nooit gelden.

De gemeente heeft gekozen voor het bij elkaar brengen van de LLTB en de SML. De keuze voor de LLTB ligt voor de hand: zij zijn de vertegenwoordigers van de initiatiefnemers van het NGB. De keuze voor het SML bevreemd ons echter. Indien u er van uit gaat dat de SML de bevolking van Limburg vertegenwoordigd, dan verzoeken wij u duidelijk te maken waarop u dat baseert. Zij zijn niet “gekozen” via democratische verkiezingen, zij hebben geen onderzoek gedaan naar wat de mensen bijvoorbeeld in Grubbenvorst en verre omgeving denken over een en ander en welke belangen van deze bevolkingsgroep beschermd dienen te worden.

De stellige indruk bestaat dat de Milieufederatie gekozen is, omdat zij aangegeven hebben voorstander te zijn van de vestiging van het NGB (met enige zorgvuldig omschreven mitsen en maren). Het zou veel meer voor de hand gelegen hebben, vast te stellen hoe de mensen in Grubbenvorst en omgeving staan tegenover het initiatief en welke opvattingen zij hebben over de belangen die beschermd dienen te worden, waarna vervolgens een organisatie gekozen zou worden, die deze burgers ook representeert.

In afwachting van uw antwoord,

Met vriendelijke groet,

Actiegroep “Behoud de Parel”

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel