Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Ik krijg van veel kanten de vraag waar ik nu sta in de discussie over
varkensflats. Het is een discussie die gaat over schaalvergroting, en wat
mij betreft ook over milieu, landschap en dierenwelzijn.

Schaalvergroting
Schaalvergroting is iets waar de hele landbouwsector, maar met name de dierhouderij, al jaren mee te maken heeft. Het is een voortgaand proces: niet te stuiten, maar wel te sturen.
Bedrijven die onder druk stonden meer rendement te maken, hebben steeds de uitweg gezocht in het houden van meer dieren. Investeringen die nodig waren
voor veterinaire eisen, voor het milieu gaven bedrijven op deze manier een nieuwe impuls. Momenteel moeten veel bedrijven worden verplaatst omdat ze in
of tegen kwetsbare gebieden liggen. Ook dat werkt schaalvergroting in de hand.

Schaalsprongen gingen vaak gepaard met het ‘ontmengen’ van de bedrijfvorm en het opzetten van gesloten bedrijven. Geen dieren meer van andere bedrijven, maar zelf fokken en afmesten. Men koos bewust voor koeien of voor de intensieve veehouderij.

Grote schaalsprongen in de intensieve veehouderij
In de intensieve veehouderij beperken de schaalsprongen zich niet langer tot voor ons bekende aantallen. Door technische ontwikkelingen zijn er (bijna) geen beperkingen meer in het houden van grote aantallen dieren. De grenzen aan het bewaken, verzorgen en controleren van grote koppels dieren in de intensieve veehouderij zijn enorm opgeschoven. (Dit staat natuurlijk los van de morele kant van het verhaal, daar kom ik later op terug.) Bedrijven met
500.000 kippen, 30 tot 40.000 varkens zijn geen uitzonderingen meer. Van dit soort bedrijven zullen we er steeds meer zien.

Daarnaast zien we de ontwikkeling van de gezinsbedrijven, waar men met familiekapitaal het bedrijf in stand wil houden. Ook hier zien we een
schaalvergroting, maar die is niet te vergelijken met de grote investeerders die op een industriële manier dierlijk eiwit produceren.
Het is belangrijk dat we deze twee sporen zien.

Kwaliteit en kwantiteit
De twee ontwikkelingsrichtingen in de intensieve veehouderij moeten we dus gescheiden van elkaar beoordelen en ruimte geven. Voor een deel lopen de
criteria voor beide richtingen parallel: zowel de megastallen als de familiebedrijven moeten in het landschap passen, ze moeten beide excelleren
in dierenwelzijn en de druk op het milieu moet de toets der kritiek kunnen doorstaan. Kortom er moet duurzaam geproduceerd worden.

Daarbij is niet het aantal dieren dat gehouden wordt niet de leidraad. Het gaat er om hóe ze gehouden worden. Het gaat niet om harde kwantiteits- maar
kwaliteitseisen.

Bedrijven in logs
Inpassing in het landschap pakt voor gezinsbedrijven anders uit dan voor de grote industriële bedrijven. Ik ben er voor dat de regionaal producerende
familiebedrijven een deugdelijke plek toebedeeld krijgen. In de reconstructieprovincies is dat in de landbouwontwikkelingsgebieden (logs).
Deze gebieden zijn door de streek aangewezen als een gebied waar landbouw de ruimte krijgt. Dus géén uitbreidingen in verweving- en extensiveringgebieden. Ook geen mogelijkheden in of rondom kwetsbare
gebieden.

Dit soort bedrijven kunnen alleen schaalsprongen maken als ze passen in het landschap.
We zien maar al te vaak dat een bedrijf begint met solitaire bouwblokken en een stal maar gaande weg komen er steeds meer dieren en activiteiten bij.
Neem het voorbeeld van de mestvergistinginstallaties. Een activiteit die op bescheiden schaal best toegestaan kan worden. Maar er is een gevaar dat als
de ene turbine niet genoeg stroom levert er een tweede komt, die weer meer dieren (en –mest) en grondstoffen voor de vergisters aanzuigt. De
infrastructuur op het platteland is vaak bij lange na niet voldoende om deze drukte af te wikkelen.

Agrarische vestigingsterreinen
Anders is het als we spreken over grote tot zeer grote bedrijven die zich, vaak van elders, ergens willen vestigen. Hiervoor zou ik graag zien dat er
agrarische vestigingsterreinen worden aangewezen. Het is niet alleen voor de investeerders van belang grote bedrijven te clusteren. Juist ook de omgeving
heeft er belang bij dat dit soort vestigingsterreinen ontwikkeld worden.
Bedrijven die geclusterd en gebundeld zijn, kunnen gezamenlijk investeren in het opwekken van duurzame energie, ontsluiting en in het milieu. Het kan de
druk wegnemen op andere plaatsen en voorkomt versnippering. Ook de andere sectoren zouden zich kunnen aansluiten op de agrarische vestigingsterreinen.
Ik denk dan bijvoorbeeld aan de glastuinbouw.

Ook bij deze agrarische vestigingsterreinen is de landschappelijke inpassing belangrijk. Het is voor mij voorstelbaar dat dit soort vestigingsterreinen
aangelegd kunnen worden onder de nu reeds bestaande windmolenparken. Er zijn op dit moment een aantal pilots in voorbereiding om deze vormen van het
bestemmen van terreinen nader te onderbouwen.

Kortom ik verzet me niet tegen het houden van grotere aantallen dieren, maar we zullen rekening moeten houden met het toedelen van de fysieke ruimte aan
dit soort bedrijven.
Het gaat nogmaals niet om de kwantiteit maar om de kwaliteit.

Morele kant
Dan nog een paar woorden over de morele kant van de intensieve veehouderij.
Je kunt je echt afvragen of we met de huidige ontwikkeling wel op de goede weg zijn. Hoe verhoudt zich dit tot het op een fatsoenlijke manier houden
van dieren?
Maar ik ben van mening dat je die vraag niet alleen moet stellen bij stallen van 30.000 varkens. Ook bij bedrijven waarop 1000 of 3000 varkens worden
gehouden is de vraag van belang. Varkens en kippen worden nu ook al op een schaal gehouden die vér afstaat van datgene dat we van vroeger hebben mee
gekregen.

Natuurlijk is de biologische dierhouderij een alternatief, maar we zien dat de consumenten het te veel laten afweten en dat weet ik uit eigen ervaring.
Percentueel gezien groeit de markt voor biologisch vlees als kool: van 2 naar 4% is een 100% stijging. Maar dit stelt in de markt echt nog steeds
veel te weinig voor. We moeten natuurlijk doorgaan met het stimuleren van de biologische landbouw.

Grondstoffen
Duurzaam produceren gaat ook over het gebruik van veevoeder grondstoffen, die moeten op een fatsoenlijke wijze geproduceerd zijn. Het is belangrijk om duurzaamheidslabels aan deze grondstoffen te hangen. Grote arealen regenwoud
worden gekapt voor de teelt van soja, palmolie of andere producten. In de meeste gevallen zijn de arme boeren de dupe van deze grondstoffenroof over
de wereld. Prijsstijging van landbouwproducten door een toenemende druk van grondstoffen teelt, treft de allerarmsten.

Daarnaast nog een opmerking over de bijdrage van de dierhouderij aan de opwarming van de aarde. Het is meer dan bekend dat met name het rundvee de
meest schadelijke broeikasgassen afscheidt in de vorm van methaan.
Minder vlees eten is dan de boodschap!

Harm Evert Waalkens, PvdA-Tweede Kamerlid

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel