Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

In opdracht van het College van B&W van Horst aan de Maas heeft GGD Noord- en Midden Limburg onderzoek verricht naar de gezondheidseffecten van het Nieuw Gemengd Bedrijf (35.000 varkens, 1,3 miljoen kippen, een slachterij en een mestvergistingsinstallatie). De bedoeling was dat eerdere landelijke onderzoeken vertaald zouden worden naar de situatie in Horst aan de Maas, als daar het NGB zou worden gevestigd. Woensdag 25 april 2012 presenteerde de GGD haar onderzoeksgegevens. Opvallend was dat het rapport zelf nog niet ingezien mocht worden en niet ter beschikking werd gesteld. Al snel bleek het "onderzoek" vooral een theoretische verhandeling, die onvermijdelijk moest leiden tot één conclusie: "Er zijn geen schadelijke gezondheidseffecten te verwachten". Een conclusie op basis van feitelijk al eerder door de GGD gepresenteerde en omstreden theoretische modellen. Ze hebben er nu alleen een nieuw kaftje om heen gedaan! Zie ook de berichtgeving en het commentaar in Dagblad de Limburger in de bijlagen.

Theoretisch onderzoek op basis van meest gunstige aannames
"En weer heeft de GGD - in opdracht van de gemeente - niet de praktijk onderzocht, maar theoretische modellen gepresenteerd, die maar één doel hebben: te 'bewijzen' dat er geen risico's zijn als het NGB zich gaat vestigen op Landbouwontwikkelingsgebied Witveldweg tussen Grubbenvorst, Lottum, Melderslo, Horst, Hegelsom en Sevenum". Dat concludeert Paul Geurts van de vereniging Behoud de Parel, nadat hij de presentatie van Monique Meijerink en Peter Jacobs van GGD Noord- en Midden-Limburg heeft beluisterd. Al meteen in het begin van de presentatie maakte Monique Meijerink (milieugezondheidskundige) duidelijk dat niet de feitelijke gezondheid van mensen en de dagelijkse praktische omstandigheden als referentiekader golden voor het onderzoek, maar de wettelijke normen en milieuvoorschriften afgezet tegen theoretische modellen op basis van de meest gunstige aannames. Kort samengevat: als het NGB een ideale bedrijfsvoering heeft, de gemeente optimaal handhaaft en de theoretische moddelen kloppen, dan blijft het NGB waar het gaat om uitstoot van fijn stof en stank binnen de wettelijke normen en zijn er geen negatieve gezondheidseffecten te verwachten. Andere risico's - zoals de infectie met MRSA en ESBL (bacteriën die als gevolg van overmatig gebruik van antibiotica in de intensieve veeteelt resistent zijn geworden voor antibiotica) worden door de onderzoekers van de GGD gebagatelliseerd. "De Intensieve veehouderij is nu al - op eigen initiatief - actief bezig met het omlaag brengen van het gebruik van antibiotica en alleen mensen met een laag weerstandsvermogen (ouderen en kleine kinderen) zouden risico lopen", stelt Peter Jacobs, arts infectieziekten van de GGD. Paul Geurts in reactie op deze bewering: "Als de Intensieve Veehouderij al echt bezig is met het terugdringen van antibioticagebruik, dan heeft dat tot nu toe nog weinig resultaat gehad". Verschillende onderzoeken wijzen overigens op het tegendeel. Lees het onderzoek van de nVWA naar de rol van dierenartsen bij het gebruik van antibiotica er maar op na. Daarbij komt dat juist naarmate de omvang van de veestapel toeneemt het gebruik van antibiotica - haast noodzakelijk om infecties te voorkomen of te genezen - ook toeneemt. In Resource, het blad voor Wageningen UR (University & Research centre) stelt Tjeerd Kimman, onderzoekcoördinator bij het Central Veterinary Institute, onderdeel van Wageningen UR: ‘De vorige minister, Verburg, heeft met de veehouderijsector afgesproken dat het antibioticagebruik moet halveren. Ik maak me ernstig zorgen of we dat wel halen. En of dat percentage wel genoeg is. De teneur tot op heden is dat de resistentie tegen antibiotica toeneemt en zich verspreidt in de voedselketen. In het slechtste geval ontstaat een parallel met de Q-koorts situatie: too little, too late.’ Ook lijkt Jacobs voorbij te gaan aan de nieuwste inzichten zoals die naar voren komen in een onlangs gepubliceerd proefschrift van arts-microbioloog Wulf, waarin gewaarschuwd wordt dat de intensieve veehouderij een grote kweekvijver voor resistentie is die op termijn een risico kan gaan vormen voor de gezondheid van mensen. Vooralsnog bestaat er ook geen bereidheid bij de regeringen van de afgelopen perioden om wettelijk paal en perk te stellen aan antibioticagebruik in de Intensieve Veehouderij. Dat moge blijken uit antwoorden van minister Schippers van Volksgezondheid op vragen in de Tweede Kamer (maart 2012)".

Wat de andere "aannames" betreft is Paul Geurts duidelijk: "Waar het gaat om de bedrijfsvoering is het nog maar de vraag of die optimaal zal zijn. Als het economisch wat slechter gaat, zal bijvoorbeeld sneller beknibbeld worden op scholing van personeel, volgens Peter Jacobs essentieel voor bedrijfsvoering die risico's uitsluit. Maar sowieso is niet gezegd dat de bedrijfsvoering optimaal zal zijn, ondanks alle goede intenties van de initiatiefnemers van het NGB. En dan wordt handhaving erg belangrijk. Maar de ervaringen op dat punt bij de gemeente Horst aan de Maas zijn niet zo positief. Nu al pakt de gemeente een partner van het NGB (Vullings aan de Laagheide) niet aan, terwijl dat bedrijf al meer dan vijf jaar niet voldoet aan de milieueisen en feitelijk dus illegaal is. En die handhaving zal de komende jaren, onder druk van de bezuinigingen, ook niet beter worden" (zie ook Handhaving is het stiefkindje van het openbaar bestuur in Binnenlands Bestuur).

Onderzoeksopdracht beperkt
In haar presentatie gingen de twee inleiders vooral in op de problemen rondom de uitstoot van fijn stof, geur en zogenaamde biologische agentia. Daarbij is vooral gekeken naar de effecten op de dorpen rondom het LOG Witveldweg. Aan de effecten voor de direct omwonenden is nauwelijks en de gezondheidsrisico's voor werknemers is helemaal niet gekeken. Ook is in het onderzoek geen gebruik gemaakt van reeds beschikbare gegevens, zoals de eerste metingen voor fijn stof en de gegegevens van huisartsen in de omgeving. Met name dat laatste wekt bevreemding, omdat die gegevens een aantal jaren geleden leidde tot een petitie van ruim 50 artsen (huisartsen, specialisten en GGD-artsen), waarin op basis van die gegevens zorgen geuit werden met betrekking tot de komst van het NGB. Toen daar vanuit de zaal vragen over werden gesteld, was het even eenvoudige als onthutsende antwoord: "Dat stond niet in de onderzoeksopdracht"! En dat antwoord werd helaas vaker gegeven als gevraagd werd om concretisering van de gepresenteerde gegevens. Paul Geurts, woordvoerder van Behoud de Parel: "Het College van B&W heeft de gemeenteraad beloofd dat het onderzoek van de GGD een "vertaling" zou zijn van het landelijke onderzoek naar gezondheidseffecten van de Intensieve Veehouderij op de omgeving (zie de artikelen Verhoogde concentraties bacteriën in omgeving megastallen" en "Grotere risico’s door wonen nabij Intensieve Veehouderij!").

Fijn stof
Monique Meijerink startte haar toelichting op de gezondheidseffecten met een uiteenzetting over de uitstoot van fijn stof. Op basis van modellen werd een concentratie van 26 microgram per kubieke meter fijn stof PM10 (iest grover fijn stof) als zogenaamde "achtergrondconcentratie" vastgesteld worden. De bronnen voor fijn stof zijn de luchtwassers van veestallen en transport. En in Nederland wordt daar automatisch nog "zeezout" aan toegevoegd (een truuk die vorige regeringen hebben bedacht, om onder de door Europa gestelde normen te kunnen blijven). Berekeningen - ook weer op basis van modellen - zouden volgens de GGD uitwijzen dat de voorgenomen activiteiten leiden tot een fijnstofconcentratie van 29,9 µg/m³. De uitstoot van fijn stof door het NGB betekent een extra belasting van 1,9 µg/m³. Daarmee worden de normen voor fijn stof PM10 volgens de GGD niet overschreden. Voor de nog fijnere fijn stof PM 2,5 (die feitelijk nog meer risico oplevert voor de gezondheid van mensen) wordt - nog steeds volgens dezelfde modellen - uitgegaan van een percentage van 30% van de concentratie die voor PM10 is vastgesteld. En daar van uitgaande blijft ook de concentratie van fijn stof PM 2,5 onder de normen. Het betreft hier wel wettelijke normen. Wordt de norm van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) aangehouden, - 20 µg/m³ - dan komt de concentratie boven die norm uit! Uit Milieubalans van 2005 blijkt dat een reductie van 35 µg/m³ naar die 20 µg/m³ die de WHO aan houdt, een besparing van maar liefst 7500 doden (zie bijlage "18000 doden door fijn stof is een voorzichtige schatting") betekent. Desondanks trekt de GGD de conclusie - uitgaande van de huidige wettelijke norm - dat er geen gezondheidseffecten te verwachten zijn als gevolg van de uitstoot van fijn stof. Daarbij gaan ze voorbij aan het feit dat de wettelijke normen vastgesteld zijn vóórdat de discussie over de schadelijke gevolgen van uitstoot van fijn stof door de intensieve veehouderij los barstte. En bij het vaststellen van die normen is er geen rekening mee gehouden dat aan de fijn stof uit ziekteverwekkende deeltjes vast zitten die afkomstig zijn van bacteriën. In 2015 gaan nieuwe normen gelden, maar die heeft de GGD in haar presentatie niet naar voren gebracht. Niet duidelijk is of dat in het rapport dat uiteindelijk aan de gemeenteraad wordt gepresenteerd, wel gebeurd.

Tijdens de avond werd wel duidelijk - mede door vragen van de heer Vergeldt (buurtbewoner) en Wout Hendrikx (Behoud de Parel) - dat nauwelijks aandacht besteedt is aan de risico's voor de direct omwonenden. Toen Meijerink antwoordde dat in de kernen toch de meeste mensen woonden, lokte dat de reactie uit de zaal uit dat de GGD kennelijk de gezondheid van de mensen in de buurt van minder belang vond. Dat werd overigens ontkend door Meijerink en Jacobs. Wout Hendrikx wees op de conclusie in het rapport van IRAS (het landelijke onderzoek, waar de GGD een vertaling van zou maken voor het NGB) dat met name de effecten van intensieve veehouderijbedrijven zich deden gelden in een straal van 300 meter rondom de stallen. Verbijsterend was het antwoord van Meijerink dat het in dit onderzoek zou gaan om "verouderde stallen", die meer risico zouden bieden dan het NGB. Een opvallende stelling, want de rapporteurs van IRAS hebben altijd geweigerd aan te geven, waar (bij welke stallen) de onderzoekers metingen hebben verricht, ook niet nadat door actievoerders (waaronder Behoud de Parel) daar naar gevraagd werd. Het antwoord van Meijerink zou impliceren dat zij geheime informatie van de onderzoekers heeft ontvangen, óf dat zij zo maar wat geroepen heeft...

Monique Baggen, huisarts te Grubbenvorst, wees de onderzoekers van de GGD nog eens op de grote zorgen die zij heeft met betrekking tot de fijn stof. Zij benadrukt dat binnen wetenschappelijk onderzoek vaak sprake is van de interpretatie van verzamelde gegevens en dat het van die interpratie afhankelijk is, hoe de conclusies aan het einde luiden. Zeker als die gegevens gebaseerd zijn op modellen en niet op de praktijk, waarna ze wijst op de eerste resultaten van de metingen van fijn stof in LOG Witveldweg. Tussen 1 maart en 9 april 2012 zijn op 15 dagen de wettelijke normen van fijn stof fors overschreden. De concentratie - zo mag geconludeerd worden - is nu dus al te hoog en daar moet straks de uitstoot van het NGB en andere bedrijven die zich in het LOG gaan vestigen of uitbreiden (denk aan kalvermesterij Klopman)nog bijgeteld worden. Zij stelt dat het geen zin heeft dat de onderzoekers de hun bekende gegevens "middelen" voor de regio, maar dat naar de specifieke locatie gekeken moet worden. Monique Meijerink geeft aan dat ze de gegevens die huisarts Baggen noemt, niet kent en er "dus" geen commentaar op kan geven. Burgemeester van Rooy, die de bijeenkomst leidde, reageerde voor de eerste keer. Hij vond dat de opmerkingen van Monique Baggen geen recht deden aan de inspanningen die de gemeente en de GGD in het verleden en nu verrichten om te komen tot de "best beschikbare kennis" ten aanzien van de gezondheidseffecten op de omgeving. Een wat vreemde reactie: sinds wanneer zou recht gedaan moeten worden aan de inhoud van het onderzoek, omdat daar een inspanning aan vooraf is gegaan?

Op de vraag van Henk Kemperman (voorzitter raadsfractie D66) of de virussen van kippen en varkens zich niet zouden kunnen kruisen op het moment dat ze via de mest van de bedrijven (die in de mestvergistingsinstallatie bij elkaar komt). Door arts Peter Jacobs werd gesteld dat de virussen zich niet zelfstandig kunnen vermenigvuldigen en hij acht het slechts een theoretisch risico dat zich zulk een kruising voor zou kunnen doen.

Op de vraag van André Vollenberg - voorzitter van Behoud de Parel - of in het onderzoek rekening gehouden was met de afstand van het NGB ten opzichte van andere bedrijven, binnen een straal van 300 meter en met illegale bedrijven (waaronder ook bedrijven met een flinke omvang), mosten de deskundigen van de GGD het antwoord min of meer schuldig blijven. Zij konden slechts uit gaan van bedrijven met een vergunning, bedrijven zonder vergunning "bestaan niet voor dit onderzoek". Op de vraag waar de gegevens voor het onderzoek dan vandaan komen, luidt het antwoord dat deze voor een groot deel voort komen uit bestaande rapporten van de provincie (die tot nu toe ook steeds een groot voorstander is geweest van de vestiging van het NGB).

Geur
Voor het vaststelen van de grenzen over de uitstoot van "geur" heeft de GGD gebruik gemaakt van de Wgv als toetsingskader. Die stelt als norm 3 OU/m³ binnen de bebouwde kom en 14 OU/m³ buiten de bebouwde kom. Vanaf 6 OU/m³ wordt hinder ondervonden en daarom wordt dat als "signaalwaarde" gehanteerd. (PS: In het Handboek GES Stad & Milieu 2010 gaan de normen veel verder dan die welke worden gehanteerd in de Wgv. Boven 6 OU/m3 worden mensen nadrukkelijk gehinderd door de geur van intensieve veehouderijen, ongeacht of sprake is van een concentratiegebied of een niet-concentratiegebied). Volgens de modellen die de GGD Noord- en Midden Limburg hanteert, worden - daar zijn ze weer - de wettelijke normen niet overschreden. Aan de dorpsgrenzen van Horst, Lottum en Grubbenvorst zou sprake zijn van 1,2 OU/m³, in Melderslo van 1,6 OU/m³. Daarbij gaat het om gemiddelden. Alle inwoners van de genoemde kernen weten uit ervaring dat - als de wing hun kant uit staat - het regelmatig voorkomt dat de eerder genoemde "signaalwaarde" gemakkelijk gehaald is... Of anders gezegd: Het stinkt regelmatig tegen de klippen op. En als je daarover klachten indient bij de gemeente Horst aan de Maas leidt dat in alle gevallen tot 0,0 actie! Desondanks durft de GGD te beweren dat het leefklimaat op geringe afstand van de woonkernen goed tot zeer goed is en conform de Wvg. Ondertussen kunnen we - ook zonder het onderzoek van de GGD - vast stellen dat megaveehouders meer stankoverlast veroorzaken. Immers: al is er weinig uitstoot, een beetje van heel veel kan voor de buren en het dorp behoorlijk wat stank opleveren. Opvallend in het betoog van de GGD is dat er met geen woord gerept wordt over de uitstoot van ammoniak en de eventuele gevolgen daarvan voor de gezondheid van omwonenden (buiten de milieuschade, die deze uitstoot veroorzaakt).

En dan nog iets anders. In het Handboek GES Stad & Milieu is te lezen dat de mate van hinder door geur óók bepaald wordt door de beleving (subjectief) van mensen. In de door de GGD Nederland afgesproken 'normen' voor geur is dit aspect verwerkt. Dit geldt ook voor de Wgv. Om de geurhinder te verminderen is het dus zowel belangrijk om de belasting te verminderen (hogere emissiepunten, gebruik luchtwassers, minder groei, etc.) als de beleving. De beleving van geurhinder kan onder meer verminderen door het bouwen aan een goede relatie tussen de agrariër en de omwonenden. Dit laatste is nadrukkelijk een communicatief aspect wat niet in een vergunning kan worden geregeld, maar daarom niet onbelangrijk is. En daar schort het zowel bij de gemeente als bij het NGB nogal aan. Informeren (op hun manier) willen ze graag, maar luisteren naar de omwonenden, ho maar!

Biologische agentia
Met biologische agentia worden stoffen van biologische oorsprong of levende organismen bedoeld die de gezondheid van mensen kunnen aantasten. Dit soort stoffen komt in veel bedrijven voor. Denk aan situaties waarbij medewerkers werken met dieren, mest, planten of plantenresten, compost, vervuild water of vervuilde grond, insectenbeten, et cetera. Daarnaast zijn er heel specifieke biologische risico’s, zoals besmettingsrisico bij het werken met mensen, contact met bloed, werken met proefdieren, werken met genetisch gemanipuleerd materiaal, et cetera. Biologische agentia bestaan uit: bacteriën, virussen, parasieten, schimmels, prionen, cellen en genetisch gemodificeerde varianten. De effecten van blootstelling van medewerkers aan biologische agentia kunnen variëren van weinig klachten (zoals kleine verkoudheden en irritaties aan de luchtwegen) tot chronische en ernstige ziekten die zelfs de dood tot gevolg kunnen hebben. Wanneer welk effect kan optreden, hangt van zeer veel factoren af. Het is zaak om de blootstelling aan biologische agentia goed te beheersen. In zijn inleiding ging Peter Jacobs van de GGD in op de bedreigingen vanuit het NGB. Hij verwees naar de endotoxinen, die gekoppeld zijn aan fijn stof (zie hiervoor). De gevoeligheid voor deze stoffen zijn volgens Jacobs afhankelijk van de persoon in kwestie, die in aanraking komt met de stoffen. Hij vergeet te vertellen dat die gevoeligheid in de loop van de tijd - door voortdurende blootstelling aan die stoffen - toe kan nemen. Andere factoren die mee bepalen of de endotoxinen een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid van mensen betreffen de diersoorten, het houderijsysteem, de technische mogelijkheden die het bedrijf heeft, omgevingsfactoren, de specifieke zoönoseverwekkers en het bedrijfsmanagement. Zoönose is een infectieziekte die kan worden overgedragen van dieren op mensen. Een voorbeeld van een zoönoseverwekker is de vogelgriep. Volgens Jacobs geldt het risico op vogelgriep vooral voor de werknemers en dierenarts. Het is - alweer volgens Jacobs - nauwelijks overdraagbaar van mens tot mens. Maar door mutatie (vooral na kruising met het virus van de varkensgriep) kan dat wel degelijk het geval zijn. Het is van belang dat diergroepen (kippen en varekns met name) uit elkaar gehouden moeten worden. Dat betekent dat je nooit kippen en varkens in één stal moet houden. De conclusie van de RIVM in een eerder obderzoek was, dat kippen- en varkensstallen minimaal een tot twee kilometer uit elkaar moeten bestaan. Om de vermenging van virussen te voorkomen. De Mexicaanse griep van enkele jaren geleden (aanvankelijk "varkensgriep" genoemd, maar op last van het CDA omgedoopt) bleek een milde variant van de kruising van het vogel- (kippen) en varkensgriepvirus. Een eerdere kruising droeg de naam van Spaanse griep en veroorzaakte toentertijd een verschrikkelijke en dodelijke pandomie (wereldwijze epidemie). Heel opvallend in het betoog van Jacobs was dat hij welde inging op het onschuldige karakter van de Mexicaanse griep ("nog minder doden dan bij een 'gewone' griep"), maar zweeg over de Spaanse griep! De indruk werd daarmee niet weggenomen dat de onderzoekers vooral de gegevens die gunstig zijn voor het NGB breed presenteren en de mindere aspecten "wegmoffelen" of gewoon verzwijgen Maar Jacobs kon er niet om heen dat er weliswaar een kleine kans is op een uitbraak van een ernstige griep, maar als er zulk een uitbraak is, heeft die meteen immense impact op de volksgezondheid.

MRSA/ESBL
MRSA (Meticilline Resistente Staphylococcus aureus) is een bacterie die ongevoelig (resistent) is voor de meeste, gangbare antibiotica. Daardoor is deze moeilijk te bestrijden. Gedrag en verspreiding van de bacterie komen overeen met de gewone huidbacterie Staphylococcus aureus die bij veel mensen voorkomt. Besmetting met MRSA is vooral gevaarlijk voor mensen met een ernstig verminderde weerstand. Voor zorginstellingen, zoals ziekenhuizen en verpleeghuizen, vormt de bacterie dus een grote bedreiging. Waar een MRSA-besmetting precies ontstaat, is moeilijk te achterhalen. Meestal wordt deze overgedragen door patiënten/cliënten of medewerkers die in een besmette omgeving (met name varkensstallen en kalvermesterijen) zijn geweest. Niet alleen de patiënt/cliënt, maar ook zijn omgeving kan besmet raken. De bacterie nestelt zich in vezels van beddengoed, gordijnen, kleding en schoeisel. Ook houdt deze zich op in stof, op vloeren, muren en plafonds en voelt zich zelfs thuis op beddenframes, wastafelkranen, tv-afstandsbedieningen, deurknoppen en lichtschakelaars. De bacterie verspreidt zich via luchtkanalen, stof, huidschilfers en contact met besmette personen en voorwerpen. Nieuwe besmettingen kunnen zo vrij gemakkelijk ontstaan (bron: Hago zorg). Voedsel speelt volgens Jacobs geen of een verwaarloosbare rol in het overdragen van de resistente bacterie. De import van nieuwe dieren - zoals bijvoorbeeld bij de kalvermesterij van Klopman (gelegen in de buurt van het NGB) veelvuldig voor komt - levert een extra risico op. Daar naar gevraagd was Jacobs niet op de hoogte van de aanwezigheid van de kalverstallen van Klopman. Volgens Jacobs zou het risico van verspreiding van MRSA vanuit het NGB moeilijker zijn, omdat het NGB een gesloten bedrijf is. Moederdieren, zeugen en de biggen voor de mest verblijven alle binnen de muren van het bedrijf, en komen slechts naar buiten als ze getransporteerd moeten worden naar de slachterij. Op de vraag vanuit de zaal of de aanwezigheid van grote aantallen varkens binnen zo'n gesloten systeem niet juist het risico tot meer en snellere mutaties (en daarmee ook resistentie) leidde, moest hij erkennen. "Maar", zo bagatelliseerde hij dat probleem meteen weer: "als je compartimentering (varkens binnen het bedrijf in aparte hokken)toepast, speelt dat stukken minder". Paul Geurts (Behoud de Parel) wees vanuit de zaal op een proefschrift van arts-microbioloog Wulf, in bovenstaande ook al gememoreerd.

Wellicht nog risicovoller dan MRSA is ESBL, dat vooral voorkomt bij kippen. Een bacterie die ervoor zorgt dat antibiotica niet helpen als je ziek wordt, dat klinkt eng. En de ESBL-bacterie is zo’n bacterie. Hoewel, bacterie? Officieel ligt het allemaal iets ingewikkelder, want ESBL is eigenlijk een enzym dat door sommige darmbacteriën (zoals E.coli) wordt gemaakt. Een enzym dus, en geen bacterie. Maar voor het gemak spreken we toch over een ESBL-bacterie. Bij ESBL speelt voedsel (100% van het kippenvlees in Nederland is besmet) in de overdracht van dier op mens een belangrijke rol. ESBL zit verder overal. Niet duidelijk is hoe dat komt, maar wellicht via de mestverspreiding. Ook hier ontstaat volgens Jacobs pas echt risico bij mensen met weinig weerstand (met name ouderen en kinderen). Verder kan het risico geneutraliseerd worden door het kippenvlees te verhitten. Rauw kippevlees blijft risicovol.

Grubbenvorster huisarts Monique Baggen wees in haar reactie vanuit de zaal op het eerder door Paul Geurts genoemde proefschrift van mevrouw Wulfs, werkzaam in VieCuri in Venlo en dé specialist op het gebied van MRSA in Nederland. Uit haar proefschrift blijkt dat de MRSA steeds agressiever wordt, naarmate de concentraties van dieren in de stal hoger worden (zoals bij het NGB). Peter Jacobs moet erkennen dat de risico's inderdaad groter worden, maar hij verwacht dat dit bij het NGB moinder het geval zal zijn, omdat het om een gesloten systeem gaat, waar minder insleep van dieren plaats vindt.

Vanuit de zaal werd opgemerkt dat Jacobs wel in ging op symptomen die aantoonden dat het in de vleesfabrieken - zoals het NGB, een gigastal - fout gaat (antibiotica-resistentie), maar dat hij nauwelijks in ging op het massale en overvloedige gebruik van antibiotica, die de resistentie bij bacterieën veroorzaakt. Zoals hierboven reeds vermeld, stelde Jacobs dat het gebruik van antibiotica door de sector teruggedrongen werd en dat antibiotica voor bestrijding van infecties bij mensen andere antibiotica zou zijn dan die voor varkens of andere dieren. Buiten het feit dat uit onderzoek blijkt dat dit lang niet overal het geval is, blijkt ook dat er een verschuiving plaats vindt van de soort antibiotica, die op termijn een nog groter risico zal betekenen voor de gezondheid van mensen en de mogelijkjheid de mens bij infecties te behandelen met een vorm van antibiotica.

Naast MRSA, ESBL en de eerder genoemde griepvirussen is er ook nog sprake van de campylobacter, die vrijwel iedereen bij zich draagt en wijd verspreidt is via oppervlaktewater en via mest. De bacterie die zich op vlees kan bevinden is volgens Jacobs gemakkelijk te bestrijden door het vlees te verhitten en speelt dan ook niet zo'n rol - althans, volgens Jacobs - bij de risico's van de intensieve veethouderij voor de omgeving. ook de Q-koorts passeert de revu. Een ziekte die in deze situatie, bij het NGB, niet van belang is, omdat Q-koorts zich zou beperken tot schapen en geiten. Daarnaast zou de ziekte volgens de GGD-arts volledig onder controle zijn. De arts eindigt met een verwijzing naar de papegaaienziekte, Psittacoso, die in de omgeving geen verhoogd risico oplevert. Opvallend genoeg is er - ook niet door Behoud de Parel - ooit beweerd dat deze ziekten spelen in verband met het NGB. De GGD wekt - door het noemen van deze zaken - volledig te zijn, maar laat op andere tereinen, zoals uit voorgaande mag blijken, vele steken vallen. En dat heeft alles te maken met het feit dat ze uitgaan van de theorie, in plaats van de praktijk.

Driemaal is scheepsrecht
Twee keer eerder heeft de GGD nu in opdracht van het College van B&W onderzoek gedaan naar gezondheidseffecten van het NGB op de omgeving. Twee keer werd het onderzoek al snel na verschijnen scherp bekritiseerd. De laatste keer leverde ook de meerderheid van de gemeenteraad kritiek op het GGD-onderzoek en was de raad van mening dat conclusies gebaseerd zouden moeten zijn op extern onafhankelijk onderzoek. De kritiek van Behoud de Parel (zie artikel "Tendentieus rapport GGD Noord- en Midden Limburg over gezondheidsrisico's Nieuw Gemengd Bedrijf") over dat laatste rapport zou deels zo maar over geheveld kunnen worden naar het nieuwe - derde - rapport, zo lijkt het na het beluisteren van de presentatie van de nieuwe onderzoeksgegevens. Je zou denken dat deze derde keer lering getrokken wordt uit de vorige keren. Maar daar ziet het niet naar uit. De gemeenteraad mag - op basis van een theoretisch rapport, dat zich vooral baseert op de voor het NGB meest gunstige aannames - besluiten of de procedures om het NGB te vestigen in LOG Witveldweg door te laten gaan. Niet echt vertrouwenwekkend...

Lees ook de berichtgeving van de LLTB in Nieuwe Oogst, waaruit blijkt dat de LLTB - groot voorstander van de komst van het NGB - kritiekloos de boodschap van de GGD onderzoekers voor zoete koek slikken. Voor wethouder Litjens zijn de resultaten van het onderzoek van de GGD duidelijk, zo lijkt het. Wat hem betreft mag het NGB gaan bouwen, want het is bewezen: "Alles is veilig"! Zo blijkt uit zijn blog. Hij schrijft daarin: "Ben aanwezig geweest bij de presentatie van de GGD met betrekking tot de gezondheidseffecten van het NGB op de omgeving. De conclusie van de GGD was: de oprichting van het initiatief levert een minimaal extra risico op voor de bevolking van de woonkernen ten aanzien van het aspect fijnstof en geur. De oprichting van het initiatief levert geen risico op voor de bevolking van de woonkernen met betrekking tot de biologische agentia. Ik ben blij dat er een heldere conclusie is en ik hoop dat hiermee ook de ongerustheid onder (een deel van) de bevolking wordt weggenomen. Als college zullen wij op basis van het onderzoek van de GGD en de fijnstofmetingen een definitief standpunt innemen en bepalen of het NGB zich definitief mag gaan vestigen. Het NGB is een politiek controversieel onderwerp en door een kritische houding van de raad, bezorgde burgers en de werkgroep Behoud de Parel is er uitermate veel onderzoek naar dit initiatief gedaan. Dit is goed en volgens mij is nu alles in beeld om een definitief besluit te nemen".

Update 15-7-'12
De laatste uitspraak van wethouder Litjens (zie hierboven) lijkt meer hoop dan werkelijkheid. Onlangs heeft het RIVM een nieuw rapport het levenslicht doen zien. En uit dat rapport blijkt dat er nog te weinig wetenschappelijke bewijzen zijn, die de conclusies van de GGD onderbouwen. Dat is te lezen in het artikel Risico door wonen bij veebedrijf?, waarin staat dat het RIVM tot de conclusie komt dat er feitelijk nog geen veilige woonafstand is vast te stellen. Daar zou verder onderzoek naar verricht moeten worden (rapport "Infectierisico’s van de veehouderij voor omwonenden").

Uit een eerder rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) bleek, dat in de buurt van varkens- en pluimveebedrijven in Limburg en Brabant meer fijnstof wordt gemeten. Het instituut zag duidelijk een ander type fijnstof rondom veehouderijen dan het fijnstof dat rondom snelwegen wordt gemeten. In de onderzochte gebieden kwam ook vaker longontsteking bij mensen voor. De overheid wil het probleem nu aanpakken en heeft de gemeenten Asten en het aangrenzende Nederweert aangewezen als proefgebieden voor een fijnstofstudie. ook deze gegevens zijn - zover nu te overzien - niet mee genomen in het onderzoek van de GGD.

Update 11-09-2012
Na de informatiebijeenkomst - die hiervoor beschreven is - was het lang wachten op het "papieren" rapport van de GGD Limburg Noord. In de bijlagen kunt u het rapport lezen. Van belang is op te merken dat de consequenties van het verhogen van de maximumsnelheid op de A73 (waar het NGB vlak bij ligt) met betrekking tot de fijnstofuitstoot niet meegenomen zijn in het rapport. In ieder geval het college van B&W van Horst aan de Maas maakt zich zorgen over deze ontwikkeling en ziet die veerhoging als een "bedreiging\"voor de komst van het NGB, zoals moge blijken uit het artikel daarover op deze site.

Behoud de Parel