Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

WAGENINGEN – Pablo Tittonell, die op 15 mei zijn oratie uitsprak als hoogleraar ‘farming systems ecology’ aan Wageningen Universiteit, zegt dat de Nederlandse landbouw in zijn geheel kan overschakelen op biologische productie. De huidige, intensieve landbouw gebaseerd op kunstmest, bestrijdingsmiddelen en monoculturen, is volgens hem niet in staat om in de toekomst de wereldbevolking te voeden. Het roer moet radicaal om.

Pablo Tittonell verzet zich in zijn oratie ‘Farming Systems Ecology. Towards ecological intensification of world agriculture’ (Landbouw ecologisch intensiveren) tegen de stelling dat er wereldwijd voldoende voedsel wordt geproduceerd en dat het probleem van de honger in de wereld vooral zit in de distributie daarvan. Hij constateert onder meer dat wereldwijd gezien de voedselproductie niet dáár plaats vindt waar die het meest nodig is. Verhoging van de voedselproductie in het rijke Westen heeft weinig zin. Dat is niet duurzaam en niet efficiënt, zegt Tittonell.

Vooral ontwikkelingslanden
Ecologische intensivering van de agrarische productie moet volgens prof. Tittonell vooral plaatsvinden in het Zuiden, de ontwikkelingslanden, waar kleine boeren nog altijd verantwoordelijk zijn voor de helft van de wereldvoedselproductie. Het ontwikkelde Noorden moet juist haar landbouw en veeteelt ‘extensiveren’, waarbij zij minder beslag legt op schaarse hulpbronnen, zoals fossiele brandstoffen, en toch de voedselzekerheid niet in gevaar brengt, zegt hij.

Voor 2050 becijfert prof. Tittonell op wereldschaal een groei van 70 procent in de vraag naar voedsel. De conventionele agrarische productie is naar zijn stellige overtuiging niet in staat die groei op te vangen. Niet alleen de groei in het gebruik van stikstofhoudende kunstmest bereikt zo langzamerhand de grens. Het beslag op fossiele energie vindt hij helemaal ontmoedigend. Tittonell berekent dat met het voeden van negen miljard mensen alleen met conventionele agrarische productie de wereldoliereserves in ongeveer twaalf jaar geheel zijn uitgeput.

Subsidie en overgewicht
“Nu al subsidieert de samenleving de agrarische sector voor de aanschaf van kunstmest, pesticiden en brandstof. Vervolgens moet diezelfde samenleving de schadelijke gevolgen daarvan ook nog eens opvangen. Daar staat tegenover dat het consumptiepatroon in de westerse wereld, gebaseerd op dierlijk eiwit- en energierijk voedsel leidt tot veel overgewicht. Op wereldschaal weegt obesitas op tegenover honger, stelt Tittonell vast. Het leidt ook tot verspilling van voedsel. Dertig tot vijftig procent van het geproduceerde voedsel bereikt nooit de menselijke maag, zegt de hoogleraar.

De maatstaf voor duurzaamheid van de conventionele landbouw en veeteelt heeft zich in de loop der tijd verengd tot de uitstoot van CO2. “Dat vind ik zorgwekkend”, zegt Tittonell: “Het verklaart waarom we de plofkip duurzaam noemen. De CO2-uitstoot zegt evenwel niets over het dierenwelzijn, de afhankelijkheid van antibiotica, de werkomstandigheden van de pluimveehouders, hun schuldpositie, of de kwaliteit van het kippenvlees. Overigens staat de uitstoot van de pluimveehouderij maar voor 1 procent van de totale Nederlandse uitstoot van CO2. Dus als je CO2 serieus wilt aanpakken, begin dan niet bij de pluimveehouderij”.

Ecologisch intensiveren
Om al die redenen noemt prof. Tittonell het overheersende model van de conventionele agrarische productie verouderd en meent hij dat we alternatieven nodig hebben. Hoe aantrekkelijk ook – want zij heeft niet de bezwaren van de conventionele productie – de huidige traditionele wijze van productie door kleine boeren in ontwikkelingslanden zal de groeiende stedelijke bevolking niet kunnen voeden, zegt Pablo Tittonell. Intensivering is dus dringend nodig, maar de vraag is op welke manier?

Er is voldoende speelruimte om de wereldvoedselproductie te verhogen en dat tegelijkertijd duurzaam te doen met, wat hij noemt, ecologische intensivering. Daarbij moet de landbouw en veeteelt intensief en op slimme wijze gebruik maken van de natuurlijke functies die het ecosysteem maar ook het landschap biedt. Dat vereist een systeembenadering waarbij niet langer de productie van het individuele dier of akker de enige maatstaf is. “We moeten ‘outside the box’ denken”, zegt Tittonell, en meer factoren in de beschouwing betrekken, die als kosten of juist als inkomsten gelden.

Investeren in onderzoek
In 2012 bleek uit studies dat de gemiddelde opbrengst van conventionele landbouw twintig procent hoger is dan de biologische. Voor Tittonell is nog het meest opvallende dat de kloof tussen enerzijds de investeringen in onderzoek en ontwikkeling van technologie en kennis ten behoeve van de conventionele en anderzijds die voor de biologische landbouw veel groter is, wellicht 90 tot 95 procent.

De Nederlandse overheid investeerde in de afgelopen tien jaar tien procent van het publieke onderzoeksgeld in de agrarische sector in de biologische landbouw en veeteelt, maar met de recente aandacht voor investeren in topsectoren is dat beleid stopgezet. Aldus beschouwd vindt Tittonell het verbazingwekkend dat het verschil in opbrengst (‘yield gap’) tussen conventionele en biologische landbouw ‘maar twintig procent’ is. De meeste innovaties in kennis en technologie voor de biologische landbouw komen van de boeren zelf.

Landmanagement
In een interview met Ekoland (maart 2013) zegt de nieuwe hoogleraar ‘farming systems ecology’ dat de uitgangspositie van Nederland om om te schakelen naar biologische productie uitstekend is. “Nederland bezit voldoende vruchtbare grond, er is voldoende water, de agrarische beroepsgroep is zeer professioneel en kan grote uitdagingen aan.”

Een voorwaarde om de transitie mogelijk te maken, is volgens hem wel dat er een maatschappelijke beweging richting biologische productie komt die door de overheid wordt georganiseerd en gefaciliteerd. Hij trekt daarbij een parallel met het watermanagement, waar Nederland zo goed in is. In dit geval vergt dat landmanagement van de overheid en veel kennisontwikkeling. Deze kennis kan volgens Tittonell wereldwijd worden ingezet om duurzame landbouwsystemen te ontwikkelen.

Als voorbeeld noemt hij Denemarken. Daar krijgen landbouwers ondersteuning van de overheid om het gebruik van stikstof en fosfor te verminderen tot maximaal 80 procent van de potentiële productie. “Hiermee wordt enorm veel bespaard aan ecologische kwaliteit en aan kosten aan kunstmest. Het punt is dat er vanuit het oogpunt van voedselzekerheid helemaal geen behoefte is aan maximale productie.”

Dubbel betalen
De huidige productie in het Westen (Europa en Noord-Amerika) is eenzijdig gericht op economische principes: hoge leningen, investeringen en maximalisatie van de productie. “Er moet dus meer, meer, meer worden geproduceerd. Maar binnen dat systeem gaan in Nederland elke dag 3 à 4 boeren failliet.” Daar komt bij dat de gemeenschap dubbel meebetaalt aan dit systeem: eerst via landbouwsubsidies en vervolgens nog een keer via milieuheffingen om de vervuiling weer op te ruimen.

In een interview met het Reformatorisch Dagblad zegt Pablo Tittonell daarover: “De snelle technologische vooruitgang van de laatste decennia heeft een landbouw opgeleverd die schaarse hulpbronnen verspilt, het milieu vervuilt, verantwoordelijk is voor verlies aan biodiversiteit en slecht is voor de gezondheid van de mens.”
Oratie Pablo Tittonell: Feeding the world population sustainably and efficiently with ecologically intensive agriculture
◾Pablo Tittonell (Ekoland): ‘Nederlandse landbouw kan geheel biologisch’
◾Pablo Tittonell (Reformatorisch Dagblad): ‘De groene revolutie is mislukt’

(Bron: Knak de Worst, 18 mei 2013

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel