Vanaf vandaag gaat Wakker Dier er weer volop tegenaan met de campagne "Stop de plofkip". Want dat er nog steeds plofkip in de supermarkt ligt, is onacceptabel! Door de veel te snelle groei en slechte leefomstandigheden is dit dier zwak en vatbaar voor ziektes. Veel van deze ziektes worden bestreden met antibiotica.

Steeds meer fabrikanten stoppen met plofkip. Maar Albert Heijn en Jumbo zijn nog steeds de grootste plofkip-verkopers van Nederland. In onze nieuwe tv-spots spreken wij deze supermarkten aan op het leed van deze dieren. De televisie- en postercampagne dringt aan op veranderingen in de kipproductie. In de campagne van Wakker Dier wordt melding gemaakt dat het overgrote deel van de huisdierenartsen (75 procent) zich zorgen maakt om het gebruik van antibiotica gangbare kip. Verder vindt 86 procent snelle groei onverantwoord en vindt 73 procent van de dierenartsen dat supermarkten de plofkip moeten vervangen door een alternatief. In de nieuwe campagne staat dierenarts Marno Wolters centraal.

Bekijk hier het campagnefilmpje van Wakker Dier.

Verbazing over actie Wakker Dier
De pluimveesector neemt met grote verbazing kennis van de aankondiging van een nieuwe campagne tegen de wijze waarop kip wordt geproduceerd.

Ben Dellaert, secretaris van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), zegt het spoor bijster te raken van de acties van Wakker Dier. Voor het PPE is de nieuwe campagne in elk geval geen reden om van de ingezette koers af te wijken. “Die is bijzonder helder: voor de gehele Nederlandse markt gaan we omschakelen op een nieuw, trager groeiend kippenras voor het basisassortiment kip. Hierdoor wordt de verbetering van het dierenwelzijn bij de oorsprong aangepakt, bij de kip zelf.” Zo wordt ook het antibioticagebruik verder teruggebracht, aldus Dellaert.

Wakker Dier noemt de voorgestelde kip van de supermarkten een ‘plofkip in flauwekulsaus’. Wakker Dier wil dat de supermarkten zo snel mogelijk overstappen naar kip met één Beter Leven-ster, en blijft campagne voeren tegen de plofkip.

(Bron: Boerderij, René Stevens, 1 juli 2013)