Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Tot de lancering van het plan van een aantal ondernemers om te gaan samenwerken in het Nieuw Gemengd Bedrijf aan de Witveldweg was de titel "gemengd bedrijf" nog voorbehouden aan agrarische bedrijven, die grondgenbonden waren (en zijn) en die binnen hun bedrijf een balans in stand houden door de mest van de dieren te gebruiken voor de bemesting van hun land, waar vervolgens het voedsel geproduceerd wordt. In onderstaand interview is het dit "gemengd bedrijf", waar Jan Douwe van der Ploeg het over heeft.

Boeren op gemengde bedrijven zijn geen prutsers. Integendeel, het zijn volgens de Wageningse hoogleraar Jan Douwe van der Ploeg artiesten die de kunst van het combineren van bedrijfstakken uitermate goed in de vingers hebben. Volgens hem is het gemengde bedrijf het bedrijf van de toekomst.

Van der Ploeg heeft als hoogleraar rurale sociologie aan de Landbouwuniversiteit Wageningen zijn hart verpand aan gemengde bedrijven. Zijn vakgroep probeert al jarenlang in kaart te brengen hoe boeren en boerinnen op hun bedrijven hun inkomen verdienen. Uit dat onderzoek en uit Van der Ploeg’s onlangs gepubliceerde boek ‘De virtuele boer’ blijkt dat gemengde bedrijven onmisbaar zijn. Volgens de hoogleraar denken veel mensen tot op de dag van vandaag dat gemengde bedrijven eigenlijk niet bij deze tijd horen. Dat je alleen kan overleven als agrarisch ondernemer als je specialiseert en meedoet aan de schaalvergroting. Van der Ploeg maakt duidelijk dat dit een grove vergissing is. “Gemengde bedrijven produceren voor meerdere markten. Hierdoor doen ze aan risicospreiding. En de laatste jaren herontdekken we dat het zeer efficiënte bedrijven zijn. De ondernemers op deze bedrijven verdienen meer dan dat ze op de afzonderlijke bedrijven zouden doen.” Het is ook een vergissing dat de gemengde bedrijven aan belang inboeten. Van der Ploeg schat dat in het GLTO-gebied het aantal gemengde bedrijven een dikke meerderheid vertegenwoordigt. Hij rekent dan niet alleen bedrijven met bijvoorbeeld melkkoeien en akkerbouw tot de gemengde bedrijven. Ook bedrijven die nieuwe bedrijfsactiviteiten als agrarisch natuurbeheer, landbouw en zorg of het vermarkten van streekproducten als extra tak uitvoeren beschouwt hij als volwaardige, gemengde bedrijven. Van der Ploeg: “Zeker in Overijsel, Gelderland en Utrecht is het aandeel gemengde bedrijven groot. Dat heeft te maken met een zeer sterke traditie in deze gebieden. Maar ook dat veel bedrijven klein van omvang zijn. Op deze bedrijven is van de nood een deugd gemaakt. Bovendien speelt een bepaalde eigenzinnigheid van de ondernemers een rol. De boeren in deze gebieden laten zich niet zo snel de wet voorschrijven door de voorlichter en andere deskundigen.” Van der Ploeg heeft het niet zo op die zogenaamde deskundigen. Die zeggen dat je alleen kans van overleven hebt als je het bedrijf specialiseert en aan schaalvergroting meedoet. “Lange tijd is gezegd dat je als boer slechts specialist kunt zijn in één ding. De realiteit blijkt echter anders.” Hij haalt daarbij een recent onderzoek aan dat is uitgevoerd in Twente. Gemengde bedrijven met melkvee, varkens en akkerbouw zijn volgens dat onderzoek de ideale bedrijven. “Juist door die combinatie kunnen de boeren tijd en energie vrijmaken om bijvoorbeeld het landschap te onderhouden.” De gemengde bedrijven lijken volgens Van der Ploeg niet klein te krijgen. Hij verwijst daarbij naar het aantal agrarische bedrijven in de Gelderse Vallei. “Begin deze eeuw telde die streek 5.900 bedrijven. Enkele jaren geleden was dat aantal ongeveer hetzelfde. Niet dat de bedrijven in al die jaren stilstonden. De bedrijven zijn veel groter. Door de combinatie van takken hebben ze een onverwoestbare kracht om te overleven.” Het is opmerkelijk hoe gemengde bedrijven aan hun kennis komen. “Bij moderne agrarische onderwijsinstellingen staat het ‘gemengd bedrijf’ nergens op de roosters”, zegt Van der Ploeg. “De kennis wordt spelenderwijs van vader op zoon en via informele contacten doorgegeven. Het is een domme fout dat het onderwijs op dit vlak ontbreekt. En dat terwijl het geen gemakkelijke opgave is om een gemengd bedrijf te runnen. Je moet van vele markten thuis zijn.”

Regelgeving
Een van Van der Ploeg’s grootste zorgen is dat de overheid niet inspeelt op het bestaan van de gemengde bedrijven. “De overheidsmaatregelen treffen deze bedrijven, omdat die regels moeilijk op gemengde bedrijven toepasbaar zijn. Daar zijn legio voorbeelden van. Kijk maar naar de invoering van de melktank, een maatregel die overigens niet door de overheid is ingevoerd, maar door het bedrijfsleven. De invoering van deze tank heeft tot een enorme ontmenging van de Nederlandse landbouw geleid.” Het is volgens Van der Ploeg een hardnekkig misverstand dat grootschalige bedrijven de toekomst hebben. “Een absolute vergissing. De grootschalige bedrijven staan juist het meest wankel. Maar dat is het gehele ministerie van landbouw en de gehele wetenschappelijke wereld niet duidelijk te maken.” Van der Ploeg zegt dat de kracht van de Nederlandse landbouw is gebaseerd op een aantal belangrijke factoren. Het hoge kennisniveau van de boeren, het innovatievermogen, het eigen boontjes kunnen doppen zijn een aantal van die factoren. Maar ook de perfecte logistiek en de intensieve samenwerking met de agribusiness zijn van belang (“zet een Nederlandse boer in Rusland en hij bakt er niks meer van”). Maar de landbouw kent ook zaken waarin de sector uitermate zwak scoort. De kosten voor grond, quota en arbeid zijn nergens zo hoog als in Nederland. De overheid kiest juist voor schaalvergroting. Een koers waarbij een beroep wordt gedaan op de zwakke punten van de Nederlandse landbouw. Er wordt geen beroep gedaan op de onmiskenbare kracht van de gemengde bedrijven. Ook word volgens de Wageningse hoogleraar te weinig gebruikgemaakt van de boerin. Velen zeggen dat zij de motor van de verbreding van de landbouw zijn. Maar wat blijkt uit recent onderzoek bij zijn vakgroep? De vrouwen doen het vrijwel zonder financiële steun die hiervoor in het leven is geroepen, het zogenoemde stimuleringskader. Van de weinige aanvragen die door het stimuleringskader zijn gehonoreerd, blijkt slechts vier procent te zijn ingediend door een vrouw. Met andere woorden: de beleidsinstituten bereiken nauwelijks de boerinnen. Het zit Van der Ploeg niet lekker dat de gemengde bedrijven in het verdomhoekje worden gemanoeuvreerd. “Er wordt al jarenlang gepredikt dat alleen de gespecialiseerde bedrijven bestaansrecht hebben. De mensen worden daardoor ontzettend gedeprimeerd.” Van der Ploeg verwijst daarbij naar rapporten in de jaren zestig. “Ook toen werd gesteld dat alleen bedrijven konden overleven als ze aan schaalvergroting meededen. Alleen er vindt wel een inflatie plaats. In de jaren zestig werd de boeren voorgespiegeld dat levensvatbare bedrijven veertig procent groter moesten zijn dan het gemiddelde bedrijf van die tijd. Wie zijn oor nu te luister legt bij de deskundigen hoort dat een bedrijf levensvatbaar is als het 200 tot 300 procent groter is dan het gemiddelde bedrijf.” Van der Ploeg: “De deskundigen uit de jaren zestig waren te somber. Als ze gelijk zouden hebben gehad, hadden we nu nog de helft van het huidige aantal bedrijven.” Voor de Wageningse hoogleraar staat vast dat de gemengde bedrijven onmisbaar zijn. “Ook gemeenten in het landelijk gebied beseffen dat. Als je alleen grootschalige bedrijven hebt, loop je de kans dat die op termijn de productie naar bijvoorbeeld Oost-Europa verplaatsen. Dan loop je de kans dat het gebied verrommelt en verpaupert. Landschappelijk heeft dat ook grote gevolgen. We kunnen die kleinere bedrijven gewoon niet missen.”
(bron: GLTO Nieuws - Anton Logemann - 24-12-'99)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel