Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

PUTTEN - Een koe wacht kalmpjes bij de melkmachine tot haar voorganger klaar is. Die eet eerst de bak met brokken leeg voordat ze aanstalten maakt om te vertrekken, naar de wei. Koe twee loopt door, wacht tot de machine haar heeft gemolken, eet een nieuwe portie brokken en sjokt naar buiten, de wei in.

Zo gaat het de hele dag door in de stal van boer Aart van de Beek in Putten. Zijn 85 melkkoeien komen vanzelf langs als ze gemolken willen worden. Koeien die het dreigen te vergeten, worden via poortjes subtiel richting de melkmachine geloodst. Heeft een koe een ontsteking in een van de spenen, de machine geeft het aan en laat die ene speen met rust. Midden in het middeleeuwse hoevelandschap van landgoed Oldenaller, aan een lange laan met bomen en zonlicht dat in vlekjes op de klinkers valt, in een boerenschuur, huist een verbluffend staaltje techniek.

Boerderij Klein Olden Aller is een biologische melkveehouderij. Het betekent dat Van de Beek zijn dieren -met de jonge erbij zijn het er tussen de 130 en de 150- speciaal voer geeft, alleen medicijnen toedient als ze ziek zijn en ze minimaal 120 dagen per jaar buiten laat lopen. Op zijn land gebruikt hij geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen.

Zijn melk draagt het EKO-keurmerk, een Europese graadmeter voor biologische producten. In de winkel is de melk te vinden in pakken van het zuivelmerk Groene koe (www.degroenekoe.nl).

Van de Beek heeft een vrouw, Greta, en vier kinderen: Erwin, Ginette, Tilly en Carina. Het werk op de boerderij doen zij zo veel mogelijk zelf. De vader van Van de Beek helpt regelmatig mee; verder wordt werk op het land uitbesteed. Op die man- en vrouwkracht draait de boerderij, en ze draait goed. Vorig jaar ging er 500.000 tot 600.000 kilogram melk met de Campina-auto mee; voor dit jaar streeft de boer naar 800.000 kilogram.

„De markt voor biologische producten is sterk gegroeid”, zegt Van de Beek. „In de jaren ’90 waren de boeren de markt vooruit -ze wilden wel biologisch produceren, maar er was onvoldoende vraag-, maar op dit moment kan de productie de vraag haast niet bijbenen.”

Een bioboer kan bestaan, daarover is Van de Beek duidelijk. Intussen ligt de kostprijs voor een liter melk met het EKO-keurmerk een stuk hoger dan die van de gewone. Van de Beek legt uit hoe dat zit.

„Een bioboer levert een heel andere hoeveelheid melk per hectare dan een gewone boer. Omdat hij niet alle voedingsmiddelen geeft, produceert een koe minder melk. Omdat hij geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt, ligt de productie van het land lager. Als een gewone boer 20.000 kilogram melk per hectare heeft, is dat voor een biologische boer 10.000 kilogram.” Om aan het melkquotum te komen, de hoeveelheid melk die hij aan de fabriek mag leveren, zou een biologische boer meer koeien moeten hebben.

Naast de relatief lagere productie heeft de bioboer te maken met een hogere prijs voor het voer. Ook moet hij zorgen voor ruime en luxe stallen: minimaal 6 vierkante meter loopruimte per koe, waarvan maximaal 50 procent uit rooster mag bestaan, en genoeg licht en lucht.

Daar staat tegenover dat de verkoopprijs van biologische producten hoger ligt en dat de overheid promotiecampagnes en onderzoeken betaalt. Natuurmonumenten is bereid om, zodra er grond vrijkomt, die te verpachten aan Van de Beek - hij pacht zijn huidige 70 hectare ook van die organisatie. Voor de gewone prijs, dat wel.

De omschakeling naar biologisch boeren begon op Klein Olden Aller in 1998. In juli 2000 ontving Van de Beek het EKO-certificaat. Hij heeft er geen spijt van.

„Biologisch werken past helemaal op deze plek, op dit landgoed”, zegt hij. „Gangbaar boeren zou hier ook best kunnen, maar ik heb er plezier in om uit te vogelen hoe je zo natuurlijk mogelijk kunt werken. Binnen een veebedrijf heb je te maken met een circulatie -de mest van de beesten zorgt voor voeding voor het land; het land voorziet in voedsel voor de dieren- en als alles op elkaar is afgestemd, als alles klopt, gaat het goed.”

Je zou het zo kunnen zeggen, aldus Van de Beek: „Wie zijn graslandmanagement niet goed doet, kan naar kunstmest en bestrijdingsmiddelen grijpen. Een bioboer gebruikt die hapklare oplossingen niet.” Daarmee legt hij zichzelf extra beperkingen op, weet Van de Beek, maar hij ziet hier een grote uitdaging in. „Ik streef niet naar een maximum, maar naar een optimum.”

(Bron: Reformatorisch Dagblad, Clasina van den Heuvel, 16-5-'08)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel