Hoogleraar familiebedrijven Robert Flören zoekt de oplossing vooral bij de politiek. Hij vindt dat er meer respect mag komen voor gezinsbedrijven en dat de overheid meer kan doen om deze te laten voortbestaan.

Hij denkt aan betere voorwaarden, onder meer op fiscaal vlak. Natuurlijk moet de overheid worden genoemd, zeker nu die zich zo richt op de (on)wenselijkheid van schaalvergroting en megabedrijven. Aan de andere kant heeft Den Haag de afgelopen jaren wel het een en ander ondernomen voor het familiebedrijf in de landbouw: bedrijfsovername is juist op fiscaal gebied eenvoudiger gemaakt, een zwangerschapsuitkering is nu ook voor zelfstandigen mogelijk.

Steeds vaker ageren boeren tegen de almaar doorgaande schaalvergroting, intensivering en internationalisering. Ze uiten dat de kansen om als boerengezinsbedrijf te overleven steeds kleiner worden, gemangeld in de maalstroom van de groei. Iets kleiner mag ook wel, is de rode draad. Zo zijn al agrarisch ondernemers teruggekomen op de vergrotende trap en bescheidener gaan boeren.

Gezien de waardering voor het agrarische gezinsbedrijf – sociaal en landschappelijk – ligt het ook en vooral aan de sector zelf om dit fenomeen voor de toekomst te bewaren. Naar analogie van slow food biedt Klein maar fijn! een onderscheidend karakter. Niet in plaats van maar náást die megabedrijven.

(Bron: Agrarisch Dagblad, 19-12-'08)