Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Het instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit heeft in opdracht van de Nicolaas. G. Pierson Foundation onderzoek gedaan naar de hoogte van werkelijke prijs van varkensvlees indien alle maatschappelijke kosten zouden worden meegerekend. In de studie (zie bijlage) zijn de milieueffecten van varkensvlees gekwantificeerd in de categorieën klimaatverandering, dierenwelzijn, biodiversiteit en dierziektes. Omdat niet alle effecten zijn meegenomen in de berekening kan de geschatte prijs nog steeds worden beschouwd als een onderschatting.

De totale maatschappelijke kosten voor conventioneel varkensvlees worden geraamd op minimaal € 2,06 per kilo op een gemiddelde consumentenprijs van € 6,69, ofwel 31%. Hierbij is dierenwelzijn de belangrijkste factor, gevolgd door biodiversiteit, dierziektes en klimaatverandering. Subsidies lijken een verwaarloosbaar kleine rol te spelen.

Voor biologisch varkensvlees zijn de maatschappelijke kosten naar schatting minimaal € 0,94. Omdat de gemiddelde consumentenprijs van biologisch vlees minstens een kwart hoger ligt dan die van conventioneel vlees, zou de prijs dus €8,36 zijn. Dit betekent dat ook de maatschappelijke kosten van biologisch vlees dus minimaal 11% van de consumentenprijs bedragen.,Biodiversiteit, dierziektes en klimaatverandering zijn hierbij de belangrijkste factoren.

maatschappelijke kosten

Hoewel ook de ondergrens van de berekende maatschappelijke kosten onzekerheden bevat, betreft het totaal een conservatieve schatting. De totale jaarlijkse maatschappelijke kosten van in Nederland geslachte varkens bedroegen in 2008 minimaal € 1,3 miljard per jaar, ofwel rond € 80 per Nederlander.

Dit onderzoekt toont wederom aan dat consumentenprijzen zelden een goed beeld geven van de werkelijke kosten die gemaakt worden om het product in de schappen te krijgen. Prijzen dekken vaak wel de directe kosten van productie maar negeren over het algemeen de maatschappelijke kosten van het product omdat deze meestal ongemerkt worden afgewenteld op het milieu. Zouden dit soort kosten wel worden meegenomen in de prijs, dan zou de consument aanzienlijk meer moeten betalen voor hun boodschappen en zodoende minder schadelijke producten kopen.

Een gebruikelijke manier om maatschappelijke kosten in prijzen op te nemen is het heffen van belastingen. Zo’n belasting zou het falen van de markt door het bestaan van maatschappelijke kosten kunnen corrigeren. In het geval van conventioneel varkensvlees zou het tarief van de belasting gemiddeld minimaal € 2,06 moeten bedragen, dat is 31% van de consumentenprijs. Een verhoging van het BTW-tarief van 6% naar 19% – voorgesteld door VROM-topambtenaar Bernard ten Haar voor de Studiecommissie Belastingstelsel – is in ieder geval onvoldoende om alle maatschappelijke kosten te internaliseren.

In de bijlage kunt u ook eerder onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) uit 2004 zien naar de maatschappelijke kosten van de Varkenshouderij.

Economische gevolgen van een beperking van de veestapel
Het LEI heeft onlangs (maart 2010) in opdracht van het ministerie van VROM ook onderzoek gedaan naar de economische gevolgen van een beperking van de veestapel. Reden van het onderzoek: de grote veestapel in Nederland leidt tot druk op het milieu: er wordt met name te veel mest geproduceerd. Eén van de mogelijke maatregelen om dit te verminderen is het inperken van de omvang van de veestapel. Dit heeft echter grote consequenties voor de omzet in de veehouderij en voor het aantal arbeidsplaatsen. In economische termen heeft een dergelijke krimp volgens de onderzoekers vooral verliezers en weinig winnaars. Dit blijkt uit het onderzoek "Economische gevolgen van een beperking van de veestapel" (zie bijlage). In het onderzoek is een theoretisch scenario geschetst om de economische gevolgen van een krimp in kaart te brengen. Ten eerste is onderzocht welke productiebeperking door de overheid ingesteld zou moeten worden om tot een evenwicht op de mestmarkt te komen. Dat wil zeggen dat de binnenlandse vraag naar mineralen overeenstemt met de productie ervan en dat akkerbouwers netto gaan betalen voor de aanvoer van mest. Een dergelijk evenwicht op de mestmarkt ligt volgens de onderzoekers op een niveau dat 19,5% lager is dan de mestproductie die zonder extra maatregelen of innovaties wordt voorzien voor 2020. Bij de berekening is de invoering van een fosfaatquotum verondersteld. De mogelijkheden voor de bewerking en de verwerking van mest zijn in deze studie buiten beschouwing gelaten.

De onderzoekers schetsen twee scenario’s om een indicatie te krijgen van de economische effecten. In krimpscenario A nemen alle dieraantallen met 19,5% af. In krimpscenario B kan een verschuiving plaatsvinden in productie tussen de sectoren doordat zij concurreren om de fosfaatrechten. Naar verwachting krimpt de melkveestapel in dit scenario met 12%, het aantal fokvarkens met 30% en het aantal vleesvarkens zelfs met 35%.

Economische effecten in de primaire sector
De economische effecten van een dergelijke krimp zijn aanzienlijk. Veehouders verdienen minder doordat er minder dieren gehouden worden, maar de mestafzetkosten zijn ook lager. Verder stijgen de kosten die gepaard gaan met het fosfaatquotum. Varkensbedrijven profiteren meer van de daling van de mestafzetkosten dan de melkveehouderij, waar een relatief groot deel van de mest op het eigen bedrijf wordt afgezet. Het saldo van de akkerbouw neemt af omdat de akkerbouwers weer moeten gaan betalen voor de aanvoer van dierlijke mest. In scenario A zijn de economische effecten groter, door de geringere verhandelbaarheid van de rechten.

Overige effecten
Een krimp van de veestapel heeft grote negatieve effecten op de toeleverende en verwerkende industrie. Veevoerbedrijven, slachterijen, zakelijke dienstverlening en distributie zullen er nadeel van ondervinden. Wanneer alle mogelijke effecten op de economie worden meegerekend, kan de krimp van de veestapel leiden tot een verlies van maximaal 39.000 arbeidsplaatsen, waarvan 7.000 in de primaire sector. De exacte impact zal afhangen van de mogelijkheden tot omschakeling naar andere producten of de aanvoer van agrarische producten vanuit het buitenland voor verdere verwerking, of de afzet van producten in het buitenland.

Daling maatschappelijke kosten
In het rapport wordt marginaal ingegaan op de maatschappelijke kosten. Wel wordt geconcludeerd dat de krimp leidt tot een daling van die maatschappelijke kosten van de veehouderij en het wegvallen van de noodzaak tot stimuleringsmaatregelen door de overheid om de problematiek op de mestmarkt te verminderen. Desalnietemin kan vastgesteld worden dat het rapport van het LEI uit 2010 in tegenspraak is met het rapport van de Nicolaas. G. Pierson Foundation. Wie heeft nou een beetje gelijk en wie heeft een beetje meer gelijk? Om hier wat over te zeggen is het van belang de studies te lezen en goed nagaan wat de ene studie wel meeneemt in de analyse en wat niet en vice versa.

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel