Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

In het kader van de klimaattop in Parijs en de aanstaande klimaatwet wil ik de gelegenheid aangrijpen om de intensieve veehouderij en met name de mestverwerking ter discussie te stellen.

Op 1 januari worden er regelingen van toepassing die mestverwerking meer moeten gaan stimuleren dan nu het geval is. Dit is echter zeer onwenselijk. De intensieve veehouderijen, mestfabrieken en vooral biovergisters zijn grote broeikasgasproducenten. Dit door de grote import van veevoer waarvoor bossen in de Amazone verdwijnen, de zuurstofinname van de meer dan 115 miljoen vleesproductiedieren, de uitstoot van CO2, N2O, methaangas, ammoniak, NOx, toevoeging van co-producten in biovergisters , energieverspilling  door het op temperatuur houden van grote vergistingssilo's, het pasteuriseren van mest om mestexport mogelijk te maken en zelfs het drogen van mest. Deze mest en digistaat moet vervolgens weer het land uit, evenals 75% van het vlees. En Nederland blijft zitten met stank, fijnstof, broeikasgassen en gezondheidsrisico's.

De regering stimuleert  mestverwerking met SDE-subsidie (stimulering duurzame energie) op geleverde stroom en allerlei milieusubsidies. Verder staat er een extra aanschafkostensubsidie voor  monovergisters op stapel.

Niet uit de mest, maar door de enorme input van energiedragers in vergisters wordt veel methaan geproduceerd. Dit gas moet opgewaardeerd worden en zou na menging in het gasnet kunnen worden gepompt, als dat voorhanden is. Dit zal in de praktijk weinig tot niet gebeuren omdat het kostbaar is, met het gevolg dat ondernemers veelal kiezen om het methaangas te gebruiken in gasmotoren (WKK's) die stroom leveren. Dit kan dan, met 12 cent per KWh aan SDE subsidie,  op het stroomnet worden geleverd. De warmte van deze motoren wordt in de buitenlucht  geblazen of wordt gebruikt voor het indrogen van mest wat weer overlast veroorzaakt voor de omgeving.

Als plannen voor sluiting van de kolencentrales doorgaan, dan zullen deze vervangen gaan worden door honderden, of misschien wel duizenden, co- en monovergisters bij veehouders. Vele kleine maken een grote en zo schiet heel Nederland er niets mee op. Met het wijzigen van beleid en het daarmede gepaard gaande rondpompen van geld lijkt het alsof de nationale economie groeit. De aannemers kunnen blijven bouwen en slopen in de agrarische wereld, de banken steken ondernemers  in de schulden ten koste van de normale boer en de burger.  Die normale boeren willen geen mestverwerker zijn of overlast over zich heen krijgen. Ze worden echter gedwongen door subsidies en beleid en de kleine energieverbruiker krijgt wederom de rekening gepresenteerd in de vorm van energiebelasting op elektriciteit en gas. Zij moeten de 4 miljard op gaan hoesten om de hogere SDE-subsidies aan de grote boeren en mestverwerkers te betalen.

Mest zou moet dienen om de bodemvruchtbaarheid in stand te houden en ter veiligstelling van de voedselproductie in de toekomst. Het organische stof gehalte van de Nederlandse gronden daalt door de toepassing van drijfmest in plaats van de vroeger gebruikte vaste mest. Door de import van voer en de specialisatie naar de intensieve veehouderij is er een overschot van 6 miljoen ton mest per jaar ontstaan.
Het aantal dieren zal moeten worden verminderd om tot een evenwicht  in de mineralenhuishouding van ons land te komen. Om dit evenwicht te krijgen kan het beste worden begonnen met het afbouwen van de export van slachtrijpe dieren. Deze export levert, op dit moment, voor de boeren verlies op. De toegevoegde waarde van deze export aan de nationale economie is minimaal, zo niet negatief en de maatschappelijke kosten zijn gigantisch.

Onze welvaart stijgt door minder dieren te houden. Het Landbouweconomisch instituut (LEI) berekende de totale maatschappelijke kosten van een kilogram varkensvlees op ongeveer  € 3,70 terwijl de markt maar € 1,20 betaalt voor geslacht vlees. Door het houden van minder dieren worden tevens de roet-,  fijnstof-, ammoniak-, koolzuurgas-, NOx-uitstoot en de mestproductie beperkt. Het is ook mogelijk dat door het geringere aanbod de marktprijs stijgt waardoor boeren kunnen werken aan kwalitatief betere en met meer draagvlak geproduceerd vlees.

Om dit te realiseren en ten behoeve van het klimaat moeten alle fiscale- en subsidieregelingen worden aangepast zodat alleen subsidies worden gegeven op energieproductiemethoden waarbij na de bouw geen enkele toevoeging behoeft te worden gedaan, zoals windturbines, waterturbines, zonnecollectoren en dergelijke.
Om tevens de huidige uitstoot van ammoniak en fijnstof uit met name de intensieve veehouderij te verminderen zouden er stimuleringsregelingen kunnen komen zodat bestaande boeren niet behoeven te stoppen met de veehouderij, maar stroom produceren met de daken van hun stallen waaraan tevens biologische luchtwassers worden gekoppeld.

Geen enkele burger of  weldenkende  boer zal tegen deze maatregelen zijn, immers het leefmilieu gaat erop vooruit, allerlei milieudoelstellingen komen in zicht en de gezondheidsrisico’s nemen af. Burgers willen geen vervuilers zijn! Laat staan hieraan meebetalen!

André Vollenberg

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel