Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Het weekblad "Hallo", dat in geheel Horst aan de Maas verspreid wordt, heeft een poll gehouden met de vraag of het NGB wel of niet gevestigd zou moeten worden in het Witveld. Op verzoek van het weekblad heeft Behoud de Parel de argumenten tegen een intensief veeteeltbedrijf als het NGB op een rijtje gezet. Wat betreft de gezondheidseffecten (denk aan Q-koorts, varkensgriep en vogelgriep, salmonella, resistente bacteriën als MRSA en ESBL, enzovoorts) komt een en ander uitgebreid aan de orde in een bijdrage van Monique Baggen, huisarts te Grubbenvorst. Maar naast de negatieve gezondheidseffceten valt er heel veel meer in te brengen tégen de vestiging van het Nieuw Gemengd Bedrijf (33.000 varkens, 1,2 miljoen kippen, mestvergister, slachterij, composteerderij) in LOG Witveld.

Nadat de plannen voor het NGB bekend zijn geworden kwam er veel verzet vanuit de bevolking en vervolgens is er veel onderzoek gedaan naar de effecten van het NGB op de omgeving. Wat zijn zoal de bezwaren? Laten we ze op een rijtje zetten:
- Landschap: hoewel een aparte gemeentelijke werkgroep gekeken heeft hoe het NGB ingepast kan worden in het landschap, blijft staan dat de open ruimte aangetast wordt en een verdere verrommeling van het buitengebied tot stand komt. Over de A73 rijdend wordt de kippenstal (een beetje verpakt in het groen) het visitekaartje van Horst (aan de Maas). Niet echt het toeristische plaatje dat menig ondernemer in de recreatieve sector zich wenst.
- Milieu: onderzoek van Blonk Milieuadvies (in opdracht van de gemeente) leert dat het NGB op landelijke schaal wellicht leidt tot minder uitstoot van ammoniak en fijnstof, maar voor de omgeving (Horst, Melderslo, Lottum en Grubbenvorst – afhankelijk van hoe de wind waait) wordt een forse toename van de uitstoot gerealiseerd. Ammoniak is slecht voor het milieu, fijnstof slecht voor de gezondheid van mensen. Ook de stank zal fors toenemen. Overigens niet alleen vanwege de komst van het NGB, maar ook, omdat er meerdere megastallen zullen komen in LOG Witveld (denk o.a. aan Hagens die een vergunning voor een varkensbedrijf met 20.000 varkens heeft aangevraagd).
- Innovatie: Het gemeentebestuur en het NGB stellen dat het NGB in het LOG wordt toegelaten omdat het innovatief zou zijn. Onderzoeksbureaus tonen daar in eerdere rapportages een wat genuanceerder beeld van. Zo stelt Blonk Milieuadvies in een rapport dat het varkensbedrijf weinig innovatieve elementen telt. Uit datzelfde rapport blijkt dat zo’n 80% van de innovatieve en duurzame doelstellingen afhankelijk zijn van het management. Met andere woorden: we moeten maar afwachten of straks de mooie woorden waar gemaakt worden. Blijkt straks - als het bedrijf er staat - dat niets waar gemaakt wordt van die duurzaamheid, dan kan er niets ondernomen worden tegen het bedrijf. Het bedrijf hoeft op dit moment slechts te voldoen aan de huidige wettelijke voorschriften, die alles behalve duurzaamheid afdwingen en in ieder geval nauwelijks waarborgen bieden voor de negatieve gezondheidseffecten. Zo beoordeelt de MER-commissie nog steeds dit soort plannen vanuit milieuoogpunt en laat ze gezondheidsfactoren buiten beschouwing. Innovatieve onderdelen van het NGB betreffen – bij het kippenbedrijf – het realiseren van een slachterij, zodat er aanmerkelijk minder transport plaats hoeft te vinden met de kippen (wat voor hun welzijn in ieder geval vooruitgang oplevert). En het realiseren van een mestvergistingsinstallatie. In die installatie wordt mest via vergisting omgezet in energie. Op zich een hoffelijk streven, ware het niet dat het vergistingsproces slechts op gang gebracht kan worden door er grote hoeveelheden biomassa aan toe te voegen (bijvoorbeeld maïs – waarbij vele hectaren grond in beslag genomen moeten worden voor de verbouw van dit product, die vervolgens niet meer gebruikt kan worden voor voedselproductie en daarmee de prijs van voedsel opdrijft, zoals we de afgelopen jaren al hebben kunnen waarnemen). Uit een onderzoek van Milieufederatie Nederland bleek dat dit soort vergisters één van de slechtste alternatieven van energieopwekking is. Tenslotte geldt voor zowel de slachterij, als de mestvergistingsinstallatie, dat het gaat om industriële activiteiten, die niet thuis horen in het buitengebied, maar op het industrieterrein. Door dit soort activiteiten toe te laten, vervagen functies op het platteland en is de beer los. Met recht kan dan elk ander industrieel bedrijf stellen dat zij ook gebruik mogen maken van de ruimte op het platteland.
- Dierenwelzijn: Door de toename van het aantal dieren als gevolg van de schaalsprong, zoals die zich bij het NGB voordoet, worden de dieren als het ware “verdingelijkt”. Het zijn voor de agrarische manager nog slechts industriële producten, die zo efficiënt mogelijk tegen een zo hoog mogelijke winstmarge in de markt moeten worden gezet. Met een vervreemding van het dierlijke leven als gevolg. Daarmee wordt niet gepleit voor het vertroetelen van dieren, want door dieren te vermenselijken doe je dieren óók tekort. Dierenwelzijn kan slechts bereikt worden door de leefomstandigheden van die dieren zo “natuurlijk” mogelijk te maken. In de intensieve veeteelt kan dat haast per definitie niet, maar in de vleesfabrieken, zoals megastallen feitelijk worden, kan dat al helemaal niet (meer)!
- Reconstructie: In de jaren ’90 van de vorige eeuw werd Nederland geconfronteerd met vele dierziekten. Geconcludeerd werd dat de veestapel kleiner moest worden en dat de concentratie van een aantal bedrijven in zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden de uitbraak van ziekten onder dieren moest indammen. En passant zou de overlast van intensieve veeteeltbedrijven op natuurgebieden en woonkernen kunnen worden weggenomen, door ze te verplaatsen naar die landbouwontwikkelingsgebieden. Nu de uitvoering van de reconstructie al weer een aantal jaren loopt, kan geconcludeerd worden dat de oorspronkelijke doelstellingen (verplaatsing van bedrijven en reductie van de veestapel) nauwelijks gehaald worden. In tegendeel: de grote veeteeltbedrijven hebben de reconstructie “gekaapt”. Niet alleen in Limburg, maar ook in andere provincies als Brabant, Gelderland en Overijssel. Die provincies hebben, evenals Groningen en Noord-Holland paal en perk gesteld aan de schaalgrootte van bedrijven. De provincie Limburg niet, met als gevolg dat vanuit die andere provincies een ware golf van megabedrijven richting Limburg dreigt te komen. De groei van de veestapel- vooral in Brabant en Limburg - is doorgegaan, mede als gevolg van het feit dat bedrijven als het NGB maar liefst 50% van de dierrechten gratis beschikbaar krijgt van de overheid, die tegelijkertijd de zogenaamde compartimentering van dierrechten (waarmee voorkomen werd dat dierrechten vanuit bijvoorbeeld Groningen verhandeld konden worden aan bedrijven in Limburg) opgeheven werd. Een verdere aanslag op natuurgebieden in Limburg is daardoor nog steeds niet van de baan. Ondanks de oorspronkelijk goede bedoelingen van de reconstructiewet.
- Economie: De schaalsprong die een deel van de intensieve veeteelt nu maakt, heeft alles te maken met het streven de kosten voor de productie van vlees te reduceren (deels om milieumaatregelen te – kunnen – nemen). Dat gaat ten koste van de kleine bedrijven, veelal agrarische gezinsbedrijven. Professor Jan Douwe van der Ploeg heeft hierover zeer behartigenswaardige zaken over gemeld. Door de komst van megastallen verdwijnt veel werkgelegenheid, die nauwelijks gecompenseerd wordt door werkgelegenheid die de megabedrijven opleveren, omdat die meestal vergaand geautomatiseerd (moeten) worden. Maar het kleine kikkerlandje Nederland, dat toch al zo moet woekeren met zijn ruimte om recht te kunnen doen aan alle functies (wonen, recreatie, enzovoorts), kan nooit op tegen landen in het verre oosten of bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Canada met volop ruimte, waar megastallen worden gebouwd, die het veelvoud zijn van de megastallen hier. Uiteindelijk zullen de Nederlandse bedrijven, óók de megastallen, het loodje leggen. Tenminste: als het gaat om de productie van “kiloknallers”. Nederland zou zich juist kunnen onderscheiden door zich niet te richten op de kwantiteit, maar op de kwaliteit. En die kwaliteit moet dan ook betaald worden. We eten dan met z’n allen wellicht door de week wat minder vlees en meer gezonde (en goedkopere) plantaardige voeding, maar als we vlees eten is dat lekkerder. En voedzamer!
- Voedingswaarde: In zijn algemeenheid kunnen vraagtekens geplaatst worden bij het steeds maar meer produceren van vlees. Om vlees te produceren hebben we enorme hoeveelheden plantaardige voedingsstoffen nodig, die op zich een veel hogere voedingswaarde hebben dan vlees. Het zou dan ook logischer zijn om meer plantaardige voeding tot ons te nemen. Dat is efficiënter, goedkoper, milieuvriendelijker (want bijvoorbeeld minder uitstoot van CO2) en vele malen gezonder.
- Internationaal: de intensieve veeteelt zorgt voor een verstoring van de zogenaamde mineralenbalans in de wereld. De veetelers halen grote hoeveelheden soya uit onder andere Zuid-Amerika (waardoor daar de oerwouden gekapt worden en het ecosysteem van de wereld aangetast wordt) naar hier, voeren dat aan de dieren, die vervolgens geëxporteerd worden en Nederland blijft met de stront zitten. En tegelijkertijd worden kleine boeren in Zuid-Amerika van hun land verdreven om de soyaplantages (die veelal bebouwd zijn met genetisch gemanipuleerd soya) te kunnen uitbreiden. Daardoor dreigt een voedseltekort in de landen waar de soya verbouwd wordt. De intensieve veeteelt heeft ook negatieve gevolgen voor de Derde Wereld. Meest duidelijke voorbeeld zijn de kippenvleugels, die - omdat ze hier nauwelijks verkocht kunnen worden - gedumpt worden op de Afrikaanse markt. De kleine Afrikaanse kippenboeren kunnen met hun kippen niet concurreren tegen het westerse kippenvlees en leggen een voor een het loodje. Daarmee wordt de zelfstandigheid van Afrikaanse landen in de knop gebroken.
Al met al heel veel redenen om niet alleen in Horst aan de Maas, maar in heel Nederland eens goed na te denken over de noodzaak om de grootschalige intensieve veeteelt in stand te houden. Een herbezinning op de landbouw in het algemeen en de intensieve veeteelt in het bijzonder lijkt op haar plaats. Iets waar Wijfels (oud-directeur RABO en oud-voorzitter van de SER en prominent CDA-lid) al een hele tijd geleden voor heeft gepleit. Binnen zijn eigen CDA heeft hij daar weinig gehoor in gevonden...

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel