Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Alrun Bernhard, Luuk Sengers en Evert de Vos schreven voor De Groene Amsterdammer een artikel over de fraude met betrekking tot dierrechten. Hieronder het artikel (zie De Groene Amsterdammer).

Varkens- en kippenboeren liegen al jaren over hoeveel ze werkelijk vervuilen. Ze geven officieel veel minder dieren op dan ze in werkelijkheid hebben. En de overheid let niet op.

227 Kippen- en varkensboeren zijn de afgelopen drie jaar gesnapt met te veel dieren in hun stal. Soms uit onhandigheid, maar vaak betreft het regelrechte fraude. In 164 gevallen was de overtreding dermate ernstig dat een proces-verbaal werd opgemaakt. Deze boeren lieten tientallen vleesvarkens uit hun boeken verdwijnen, of veroordeelden duizenden leghennen tot een leven in de illegaliteit, zo blijkt uit onderzoek van De Groene.

De boeren bespaarden zo vele duizenden euro’s per jaar. De pakkans was gering. Maar de dieren, die volgens de autoriteiten niet bestaan, scheidden wél ammoniak, fosfaat en nitraat uit.

Volgens de meststoffenwet moeten boeren voor elke kip en elk varken een ‘dierproductierecht’ kopen of leasen. De Voedsel- en Warenautoriteit (nvwa) controleert of het werkelijke aantal dieren in de stallen overeenkomt met de productierechten van de boer. Op ons verzoek zette de nvwa de bevindingen van haar inspecteurs op een rijtje. In 2017 werden 188 bedrijven bezocht en bij maar liefst 68 boeren (36 procent) werden te veel dieren aangetroffen. In 2015 en 2016 liepen er in totaal 159 boeren tegen de lamp. ‘Enorme aantallen’, vinden deskundigen, veel meer dan tot nu toe werd aangenomen.

In onze zoektocht naar papieren cijfers en reële dierenaantallen ontdekten we bovendien nog honderden industriële veebedrijven, de zogenaamde megastallen, die veel minder dieren opgeven dan men op grond van hun vergunningen zou verwachten. We stelden vast dat de controles op de dierenaantallen volstrekt onvoldoende zijn en we hebben zelfs één toezichthouder, het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne (rivm), kunnen wijzen op een ernstige fout in de administratie, waardoor het jarenlang te weinig grote vervuilers aan Europa heeft gemeld.

We merkten dat controlerende instanties langs elkaar heen werken. We lazen een brief van een minister die alle bezorgdheid wegwuift. En we leerden een nieuw eufemisme voor boeren die het niet zo nauw namen met de regels: ‘overbenutting’. Het getal voor de totale ammoniakuitstoot van de Nederlandse landbouw (officieel 111.000 ton per jaar) kan ook de prullenbak in. Dit wordt immers berekend op basis van het aantal dieren dat de boeren zeggen in hun stallen te hebben en is dus regelmatig in werkelijkheid een stuk hoger.

In totaal zijn er circa zevenduizend varkens- en pluimveebedrijven in Nederland. De nvwa kan elk jaar maar een klein deel daarvan inspecteren, pakweg drie procent. De autoriteit beperkt zich daarom grotendeels tot bedrijven waarvan ze ‘aanwijzingen’ heeft dat er mogelijk iets mis is. Dat wil niet zeggen dat de bedrijven die niet verdacht zijn, en niet bezocht worden, zich allemaal aan de regels houden. ‘Dat weten we gewoonweg niet’, stelt een woordvoerder, want ook bij controles zonder aanwijzingen worden regelmatig te veel dieren aangetroffen.

In totaal bezochten inspecteurs de afgelopen drie jaar 539 bedrijven, en bij 227 daarvan (42 procent) werden te veel dieren aangetroffen. ‘Ik schrik van die percentages’, zegt de Wageningse hoogleraar en ammoniakdeskundige Oene Oenema. ‘Lichte overschrijdingen kan ik me voorstellen. Afhankelijk van wanneer je in de stallen komt kijken, kunnen er tijdelijk wat meer dieren zijn. Maar zoveel ernstige overschrijdingen, dat had ik niet verwacht.’

‘Dit is veel meer dan tot nu toe werd aangenomen’, reageert Frits van der Schans, adviseur bij landbouwadviesbureau clm in Culemborg. Er werd door het Planbureau van de Leefomgeving al eerder gerapporteerd over ‘overbenutting’ van dierrechten, weet hij. ‘Maar dan heb je het bijvoorbeeld over een kippenboer met 100.000 rechten die begint met 105.000 eendagskuikens waarvan er gedurende de mestperiode altijd wel enkele duizenden doodgaan.’ In de Meststoffenwet staat dat veehouders een marge van vijftien procent te veel dieren mogen hebben, vanwege de verwachte sterfte. ‘Dus als er proces-verbaal wordt opgemaakt’, zegt de adviseur, ‘gaat het blijkbaar om forse overschrijdingen.’

Het maximum aantal dierproductierechten in Nederland is in 1987 vastgesteld bij de invoering van de Meststoffenwet. Op internet wordt er actief gehandeld: een varkensrecht kost ongeveer 90 euro, zo’n recht leasen 1,50 tot 4,50 euro per jaar, een pluimveerecht doet op dit moment 22 euro. Een boer die 20.000 kippen te veel heeft, bespaart zich een eenmalige investering van 440.000 euro aan dierrechten. Dat scheelt jaarlijks aan afschrijving en rente ongeveer 35.000 euro. Voor deze bedragen loont het om een vrachtlading dieren niet op te geven. Zeker als de pakkans gering is.

De boetes voor de boeren kunnen flink oplopen. Een Gelderse pluimveehouder hoorde in 2014 een boete van 50.000 euro tegen zich eisen omdat hij 58.000 kippen te veel in zijn stallen had. Bovendien moest hij nog eens 66.000 euro betalen vanwege onterechte inkomsten, meldde het vakblad Boerderij. Een broederij uit Baberich werd twee jaar geleden veroordeeld tot een boete van 150.000 euro vanwege valsheid in geschrifte met dierrechten, en drie pluimveehouders kregen boetes van respectievelijk 39.000, 31.000 en 23.000 euro omdat ze te veel dieren hadden. Bovendien kregen ze alledrie een taakstraf van 120 uur.

Het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie heeft de afgelopen drie jaar in totaal honderd zaken voor de rechter gebracht, laat het weten. Dit leidde tot boetes, van enkele duizenden euro’s tot vele tienduizenden euro’s, tot taakstraffen en ook beperkte gevangenisstraffen. ‘We dagvaarden de laatste tijd sneller ook natuurlijke personen, naast de bedrijven’, reageert een officier van justitie die veel ‘mestzaken’ doet. ‘Hiermee willen we uitdrukken dat we de zaken serieus nemen.’

Regelmatig gaat het om grote zaken, stelt de officier. Bijvoorbeeld om ‘bedrijven die jaren achter elkaar helemaal geen rechten hebben en daar letterlijk honderdduizenden euro’s mee besparen. Ook wordt dan geprobeerd om het onterecht verdiende geld ‘terug te halen’. Een probleem is echter dat er bij de financiële recherche te weinig capaciteit is, ‘waardoor we minder geld terug kunnen halen dan we zouden willen’.

In ons onderzoek ontdekten we ook nog dat Nederland veel meer grote industriële varkens- en kippenbedrijven heeft dan jarenlang aan Europa werd doorgeven. Volgens officiële statistieken zijn er in ons land 49 boerderijen die meer dan 10.000 kilo ammoniak uitstoten en dus op industriële schaal de lucht vervuilen. Dat getal klopt niet. Het zijn er zeker twee keer zo veel.

De affaires hebben het laatste restje geduld van de Europese Commissie met Nederlandse boeren opgeknaagd

We hebben het over megastallen, met op z’n minst 750 zeugen, 2000 vleesvarkens en 40.000 stuks pluimvee. Stallen die zich, ondanks moderne maatregelen zoals luchtwassers, qua vervuiling kunnen meten met ‘gewone’ fabrieken en onder een apart regime vallen: de Europese wet op industriële vervuiling. ippc-bedrijven (van Integrated Pollution Prevention and Control) worden vaker en strenger gecontroleerd en de EU zit ze op de huid om hun uitstoot te verminderen.

We kwamen het getal 49 voor het eerst tegen in de officiële Europese database van grote vervuilers. Brussel zei dat ze het getal had gekregen van het rivm. Het rivm zei zich te baseren op een lijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo). Maar de rvo vertelde ons dat er geen 49 maar 110 superboeren op haar lijstje staan.

Twee weken later gaf het rivm ruiterlijk toe dat we een grote blunder hadden opgespoord: bij het overpompen van de data van het ene naar het andere bestand waren sommige codes niet omgezet. Er zijn inderdaad 110 grote industriële vervuilers in de landbouw.

Maar hoe komt de rvo eigenlijk aan haar lijst van 110 bedrijven? Naar aanleiding van ons artikel over fijnstof in de landbouw had de Partij voor de Dieren dezelfde vraag gesteld aan de minister van Landbouw. Haar antwoord luidde: de rvo spit allerlei databases door om te zien welke veeteeltbedrijven mogelijk boven de ippc-normen uit komen en deze boeren krijgen een ‘uitnodiging’ om door te geven hoeveel dieren ze hebben. Op basis daarvan wordt hun ammoniakuitstoot berekend.

In 2015 hadden 239 bedrijven een brief gekregen van de rvo. Op twee na hadden ze allemaal netjes hun aantal dieren doorgegeven. En op basis van die getallen besliste de rvo dat slechts 110 veetelers boven de Europese drempel van 10.000 kilogram ammoniak per jaar uit kwamen.

We hebben de omgevingsdiensten van gemeenten en provincies gebeld om te vragen hoeveel veeteeltbedrijven in hun gebied een vergunning hebben voor de uitstoot van 10.000 kilogram ammoniak per jaar of meer – zeg maar: boerderijen die potentieel als ippc-bedrijven moeten worden aangemerkt. Dat zijn er naar schatting enkele honderden, alleen al in de provincies Limburg en Brabant zijn er 173. En driekwart van de Limburgse en tweederde van de Brabantse bedrijven staat niet op lijst van de rvo.

Na veel aandringen kwam de rvo met een mogelijke verklaring: er zijn inderdaad veel meer bedrijven die een vergunning hebben om meer dan 10.000 kilo ammoniak uit te stoten en dat waarschijnlijk ook doen. Ze doen dit echter met minder beesten en hoeven daarom niet aan Europa te worden doorgegeven. Het gaat om relatief oudere bedrijven met ouderwetse luchtwassers die dus per beest veel uitstoten. Of ze het juiste aantal beesten doorgeven, wordt dus maar in drie procent van de gevallen gecontroleerd.

De nvwa heeft veertig inspecteurs voor de mestcontroles in dienst, onvoldoende om de schaal van de fraude te onderzoeken. Het rivm geeft jarenlang verkeerde getallen door aan Brussel. Provincies houden hun vergunningen bij in een centrale database (’Bestand Veehouderij Bedrijven’) die naar eigen zeggen ‘vrijwillig’ wordt aangevuld en ‘lang niet volledig’ is. Gemeentelijke milieu-inspecteurs mopperen dat de uitwisseling van gegevens met de rijksoverheid te wensen overlaat. ‘Onderschrijft de minister de stelling dat door de gebrekkige Nederlandse rapportage een groot deel van de ammoniakvervuiling door de Nederlandse agrarische sector onder de Europese radar blijft?’ vroeg de Partij voor de Dieren aan de minister. ‘Nee, dat onderschrijf ik niet’, antwoordde ze.

Maar in Brussel lezen ze óók Nederlandse kranten. De ‘fipronilaffaire’ (boeren spuiten een verboden gif om insecten op hun leghennen en kalveren te doden), het ‘mestcomplot’ (boeren doen alsof ze hun mest netjes laten verwerken, terwijl ze die ’s nachts stiekem uitrijden op hun land - ontdekt door NRC Handelsblad) en de ‘koeienfraude’ (boeren schrijven kalveren van verschillende moeders toe aan één koe, waardoor het lijkt alsof ze minder melkkoeien hebben) – allemaal in een tijdspanne van één jaar – hadden het laatste restje geduld van de Europese Commissie met Nederlandse boeren opgeknaagd.

Twee maanden geleden had de Raad voor de Leefomgeving bovendien alle gebroken beloftes van Nederlandse veeboeren nog eens opgesomd:

In 2009 hadden ze beloofd het gebruik van antibiotica voor 2015 met zeventig procent te zullen verminderen. In 2017 is dit nog steeds niet bereikt.

In 2011 is met de sector afgesproken dat de uitstoot van methaan en lachgas in 2020 met twee megaton zou afnemen. Deskundigen gaan er nu al vanuit dat dit niet gehaald wordt.

In de Europese Kaderrichtlijn Water is vastgelegd dat de norm van 2,4 milligram stikstof per liter in 2027 bereikt moet zijn. Dat zal door de bemesting in zeker vijftig procent van de Nederlandse wateren niet lukken.

In 2011 had Nederland volgens de EU overal aan de fijnstofnormen moeten voldoen. Maar daar slaagt het niet in op plekken met veel industrie of intensieve veehouderij.

Dus toen onze minister van Landbouw Carola Schouten vorige maand naar Brussel kwam om te vragen om een nieuwe verlenging van de mestontheffing (waardoor Nederlandse boeren méér mest mogen produceren dan hun Europese concurrenten) moest ze diep, diep door het stof. Ze kreeg alleen haar zin door te beloven dat ze voortaan zonder treuzelen zou optreden tegen nieuwe fraude. Deze kippen- en varkensfraude is nu de eerste testcase.

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel